Ambitie
Een belangrijke taak van de gemeente als lokale overheid is de ruimtelijke ordening van het grondgebied van de gemeente. Daartoe beschikt de gemeente over de Wet ruimtelijke ordening inclusief de Grondexploitatiewet en in het bijzonder over het bestemmingsplan of een projectafwijkingsbesluit. Om tot uitvoering te komen van het bestemmingsplan is het noodzakelijk om aanvullend op het bestemmingsplan over grondeigendommen te beschikken dan wel het kostenverhaal op orde te hebben indien particuliere eigenaren zelf ontwikkelen. Publieke doelen kunnen dan eenvoudiger gerealiseerd worden op een wijze zoals de gemeente die voor ogen staat in een perspectief van een goede ruimtelijke ordening van haar grondgebied.
Niet altijd is de gemeente in staat of bereid om gronden in eigendom te verwerven. De gemeente kan in die gevallen gebruik maken vaneen passief (faciliterend) grondbeleid. In deze context kan de realisatie van publieke doelen onder druk komen te staan.
Wat zijn de doelstellingen voor de komende jaren?
De doelstellingen van het grondbeleid in Waalwijk zijn:
- Het bevorderen van een maatschappelijk gewenst ruimtegebruik (realisatie van bestemmingen en beleidsinhoudelijke doelstellingen)
- Het verhogen van de kwaliteit van het ruimtegebruik
Het bevorderen van een rechtvaardige verdeling van kosten en opbrengsten over gebruikers, eigenaren, ontwikkelaars en overheid.
De gemeente wenst deze doelstellingen te realiseren met behulp van de haar ter beschikking staande publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instrumenten.
Hoe gaan we die doelstellingen bereiken?
Door middel van het grondbeleid kan de gemeente haar invloed uitoefenen op de wijze waarop de grond wordt gebruikt. Sturing van het grondgebruik door middel van het grondbeleid is wenselijk omdat het kan bijdragen aan de realisering van (publieke) doelstellingen op het gebied van volkshuisvesting, infrastructuur, werkgelegenheid, milieu, financiën etc.
Keuzesoorten grondbeleid
Actief grondbeleid
Gelet op het belang van de gemeente om zo maximaal mogelijk sturing te kunnen geven aan onder meer ruimtelijke, economische en natuurontwikkelingen zal de gemeente zoveel mogelijk trachten een actief grondbeleid voeren. Dit betekent dat de gemeente zelf de gronden in eigendom verwerft, tijdelijk beheert, bouwrijp maakt en vervolgens verkoopt. Een actief grondbeleid geeft de gemeente meer mogelijkheden tot sturing dan een passief of wel een faciliterend grondbeleid waarbij de sturing over het algemeen beperkt blijft tot het faciliteren middels het publiekrechtelijk instrumentarium. De rol van de gemeente beperkt zich in dit geval tot een voorwaardenscheppende en toezichthoudende. Bij een actief grondbeleid gaat het initiatief van de gemeente uit en kan de gemeente naast publiekrechtelijke eisen ook in privaatrechtelijke zin eisen stellen.
Voor het antwoord op de vraag of de gemeente al dan niet zelf de gronden moet verwerven en exploiteren is met name het maatschappelijk belang bepalend. De gemeente heeft in de hoedanigheid van overheidslichaam het algemeen maatschappelijk belang te dienen. Dit betekent dat de gemeente op dit vlak ontwikkelingen stimuleert die anders, vanwege het uitblijven van belangstelling van derden, geen kans van slagen hebben.
Van een actief grondbeleid kan worden afgezien als sprake is van een te verwachten negatief exploitatieresultaat ten gevolge van bijvoorbeeld hoge verwervingskosten, hoge sloop- en saneringskosten en er sprake is van planologische risico’s. Het maatschappelijk belang kan echter dusdanig groot zijn dat een te verwachten negatief exploitatieresultaat wordt geaccepteerd om het te realiseren doel te bereiken.
Indien noodzakelijk zal de gemeente, voor de uitvoering van haar actieve grondbeleid bij de verwerving van gronden, gebruik maken van instrumenten als de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) en de Onteigeningswet.
Bouwclaimmodel
Deze bijzondere vorm van actief grondbeleid wordt veelal gekozen als marktpartijen grondposities hebben in het plangebied. In het bouwclaimmodel verkopen de marktpartijen hun grond aan de gemeente onder de voorwaarde dat zij bij de gronduitgifte een aantal bouwrijpe kavels kunnen afnemen tegen normale exploitatieprijzen, waarmee zij hun bouwrechten veilig stellen. Evenals bij het zuiver actieve grondbeleid voert de gemeente een eigen grondexploitatie en draagt zij zorg voor het bouw- en woonrijp maken van het gebied. De marktpartijen nemen, net als bij het zuiver actieve grondbeleid, de realisatie van het vastgoed voor hun rekening.
PPS
De gemeente kan ook besluiten om in samenwerking met private partijen over te gaan tot exploitatie van grond en/of het realiseren van vastgoed. Dergelijke Publiek Private Samenwerking (PPS) kent meerdere verschijningsvormen.
De samenwerking kan plaatsvinden op basis van een samenwerkingscontract of door de oprichting van een gezamenlijke rechtspersoon.
Bij de vorming van een gezamenlijke entiteit brengen de betrokken partijen veelal de in bezit zijnde gronden gelegen binnen het plangebied in. Deze entiteit verwerft de overige benodigde gronden, maakt de gronden bouw- en woonrijp en geeft deze weer uit of zorgt voor de daadwerkelijke realisatie van vastgoed. De partners binnen een entiteit kunnen op basis van de aandelenverhoudingen aanspraak maken op de uiteindelijk gerealiseerde waardeontwikkeling.
Vaak zijn de feitelijke eigendomsverhoudingen, de beschikbaarheid van specifieke deskundigheid, het verdelen van het risico en de wens om de regie over de ontwikkeling te voeren van begin tot het eind, de motieven voor deze vorm van grondbeleid.
Passief (faciliterend) grondbeleid
Bij faciliterend grondbeleid heeft de gemeente een voorwaardenscheppende rol bij de ontwikkeling van de stad. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening maakt de gemeente bestemmingsplannen, past deze aan en neemt projectbesluiten waarmee ontwikkelingen worden toegelaten en sturing plaats vindt binnen het plangebied. Wanneer gekozen wordt voor faciliterend grondbeleid laat de gemeente de aankoop en exploitatie volledig over aan de private partijen. Tevens is het mogelijk dat de gemeente het initiatief tot bepaalde ontwikkelingen stimuleert, maar er zelf niet actief deel aan neemt. In dergelijke gevallen worden de kaders geschapen voor de activiteiten van de private partijen. Hierbij valt te denken aan het opstellen/wijzigen van bestemmingsplannen, het vervaardigen van besluiten tot het verlenen van vrijstelling van een bestemmingsplan, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut en voorbereiding, advies en toezicht. De daarmee gepaard gaande kosten worden via overeenkomst ten laste gebracht van de private partij.
Het kostenverhaal is gewaarborgd door toepassing te geven aan de mogelijkheden die de Grondexploitatiewet biedt. Naast het private traject van de anterieure en de posterieure overeenkomsten met initiatiefnemers geldt het publieke spoor van kostenverhaal via de bouwvergunning als een soort vangnet om kosten te verhalen.
Prestatieafspraken met woningcorporaties
De in onze gemeente gevestigde woningcorporatie Casade wordt gezien als maatschappelijk partner, met wie samenwerking nadrukkelijk wordt nagestreefd. Deze samenwerking is gericht op enerzijds het realiseren van goede en betaalbare huurwoningen (of koopwoningen) voor doelgroepen, maar waar mogelijk wordt samen opgetrokken als het gaat om het ontwikkelen van andere woningen/woonvormen, vervangende nieuwbouw en flankerende voorzieningen. De hiervoor benodigde gronden (en opstallen) kunnen reeds in eigendom zijn van de woningcorporatie, dan wel door de gemeente worden geleverd. Over de te hanteren kavelprijzen zijn in 2010 prijsafspraken gemaakt.
Keuze vorm van grondbeleid en de rol van het college daarin
Voor de gemeente Waalwijk zijn alle vormen van grondbeleid (actief, passief of een mengvorm) in principe aanvaardbaar. De feitelijke keuze voor een specifieke vorm van grondbeleid is afhankelijk van de situatie, zoals die door het College op basis van een analyse wordt beoordeeld. Uitgangspunt is een actief grondbeleid, tenzij dit op grond van één of meerdere redenen ongewenst of niet goed mogelijk is.
Factoren die bij deze afweging van grondbeleid worden betrokken zijn:
1. De mogelijkheid, gelet op de marktsituatie, tot het verwerven van grond binnen het plangebied
2. Het gemeentelijk ambitieniveau voor wat betreft de locatie en/of de omgeving
3. De noodzaak tot sterke gemeentelijke sturing om de gemeentelijke doelen te bereiken
4. Het risicoprofiel
5. De prijs van het onroerend goed
6. De mogelijkheid tot waardeontwikkeling voor de gemeente
7. Specifiek benodigde deskundigheid
8. De ontwikkelingstermijn
9. Ruimtelijke en maatschappelijke doelstellingen kunnen het risico waard zijn om een actief grondbeleid te overwegen
10. Bij een volledig faciliterend grondbeleid is de kans groot dat de marktpartijen de zogeheten ‘krenten uit de pap’ proberen te halen, waardoor de totale gewenste ruimtelijke ontwikkeling niet volledig wordt uitgevoerd
11. Ook bij faciliterend grondbeleid loopt de gemeente, in beperktere mate, een financieel risico
12. Of een ontwikkellocatie reeds in handen van de gemeente is en/of van marktpartijen
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan wordt de raad in het kader van de paragraaf financieel-economische uitvoerbaarheid inzicht gegeven in de door het college gemaakte keuze tussen actief grondbeleid, passief grondbeleid of een eventuele mengvorm.
In de gemeente Waalwijk voeren we tot dusverre, voor wat betreft de uitleggebieden, overwegend een actief grondbeleid wat impliceert dat de gemeente de binnen de diverse te exploiteren bestemmingsplannen gelegen gronden in eigendom wil verwerven, omzetten naar bouwgrond en ze vervolgens wil uitgeven.
Eerder heeft de raad besloten om alleen maar aankopen te doen indien deze voor reeds in gang gezette projecten van wezenlijk belang zijn. Voor alle overige gronden wordt gekozen voor een passief verwervingsbeleid. Mochten zich toch ‘kansen’ voordoen, dan wordt de raad geïnformeerd en de mogelijkheid geboden om te reageren.
Jaarlijks bij de op te stellen nota grondexploitatie zal bovenstaande werkwijze geëvalueerd worden.
Met name bij binnenstedelijke herstructurering laat de gemeente veelal de exploitatie over aan projectontwikkelaars. Door de veelal hoge verwervingskosten, sloopkosten en eventuele saneringskosten wordt hier veelal gekozen voor passief grondbeleid waarbij de gemeente faciliteert en het risico dus bij de ontwikkelende partij zit.
Strategische grondaankopen
In wezen is iedere aankoop een strategische aankoop ervan uitgaande dat het aankopen geen doel op zich is. De gemeente heeft altijd een doel voor ogen wanneer zij besluit een onroerende zaak wel of niet aan te kopen. De mate van concreetheid van het doel kan wel verschillen. Verwerving die plaatsvindt teneinde een reeds vastgesteld plan te realiseren, bijvoorbeeld de aankoop in uitbreidingsgebieden, worden onderscheiden van de aankopen van locaties waarvoor nog geen concreet plan is vastgesteld. Deze laatste categorie noemen we de strategische aankopen.
Om binnen een kort tijdsbestek duidelijkheid te krijgen of verwerving door de gemeente al dan niet gewenst is, wordt een quick-scan uitgevoerd. De quick-scan geeft antwoord op de volgende vragen:
- Is het maatschappelijk belang met de aankoop gediend?
- Is het, om het maatschappelijk belang te dienen, noodzakelijk/gewenst dat de gemeente de gronden verwerft?
- Is het financiële risico van de aankoop verantwoord?
Is medewerking van derden (hogere overheden en/of particulieren) noodzakelijk en zo ja, is die naar verwachting te verkrijgen?
Voor het bepalen van het risicoprofiel wordt onderscheid gemaakt tussen bebouwd en onbebouwd.
Het beleid ten aanzien van strategische verwerving is door de raad vastgesteld waarbij er meer voor een passieve opstelling is gekozen. Er vinden alleen nog maar verwerving plaats als deze gronden zijn gelegen binnen de complexen ‘BIE (bouwgrond in exploitatie)’. Mochten er zich desondanks toch ‘kansen’ voordoen, dan zal het college de raad daarvan vooraf in kennis stellen teneinde de raad de mogelijkheid te bieden om op de eventuele aankoop te reageren. Jaarlijks zal bij de Nota Grondexploitatie worden ingegaan op de noodzaak om bovenstaande werkwijze te continueren of bij te stellen.
Uitgifte in erfpacht
De raad heeft besloten om bij gronduitgifte voor bedrijven primair de voorkeur te geven aan verkoop. Op verzoek van de afnemende partij kan de grond eventueel ook in erfpacht uitgegeven kunnen worden. Naar aanleiding van de uitgangspunten van de in maart 2016 verschenen “Notitie grondexploitaties 2016” van de commissie BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) is besloten om als omslagpercentage voor erfpacht het gemiddelde rentepercentage te hanteren voor leningen die de gemeente heeft aangetrokken en dit aan te vullen met een opslag voor administratie en risico tot 3,5% en dit percentage jaarlijks bij het opstellen van de begroting te evalueren. Voor de begroting 2019 is wederom uitgegaan van een rentepercentage van 3,5% bestaande uit een gemiddeld rentepercentage voor aangetrokken geldleningen en een opslag voor administratie en risico.
Risico’s
Algemeen
Bij uitvoering van het gemeentelijk grondbeleid wordt een aantal risico’s gelopen. Deze risico’s vloeien voort uit de bij de opstelling van de exploitatieopzet niet voorziene aspecten. Het is moeilijk om alle risico’s op voorhand te benoemen. Wel kan men in zijn algemeenheid stellen dat hoe langer de looptijd van een plan is, hoe problematischer het inschatten van de te lopen risico’s is.
Een aantal van de risico’s die bij grondexploitatie een rol spelen wordt onderstaand opgesomd.
Conjunctuur
De onroerendgoedmarkt kan aan grote schommelingen onderhevig zijn. Dit kan een landelijke tendens zijn maar het kan soms ook regio gebonden zijn. Het is zaak om bij veranderingen in de onroerendgoedmarkt hier adequaat op in te spelen en de risico’s zoveel als mogelijk te beperken. Op de onroerendgoedmarkt spelen met name twee elementen een rol bij de risico’s die gelopen worden. Het zijn enerzijds de vraag- en aanbodzijde en anderzijds de prijsvorming. Beide aspecten kunnen niet los van elkaar worden gezien. Het is derhalve belangrijk om de ontwikkelingen op de vastgoedmarkt goed in de gaten te houden waarbij de risico’s die de gemeente loopt niet onderschat mogen worden.
Loon- en prijsontwikkelingen
Vooral bij grondexploitaties met een lange looptijd moet de ontwikkeling voor lonen en prijzen bij de start van het plan voor een lange termijn ingeschat worden. Over het algemeen is er weinig aan de hand als de ontwikkeling van de kosten gelijk is aan de ontwikkeling van de opbrengsten. Het is zaak om, ter voorkoming van deze risico’s, exploitatieberekeningen regelmatig (jaarlijks) te actualiseren zodat tijdig eventuele afwijkingen onderkend worden en bijgesteld kunnen worden.
Financieringslasten
Over het algemeen vormen de financieringslasten, of wel de rente een behoorlijke kostenpost binnen de grondexploitatie. Immers veelal gaan de kosten voor de baten uit. Doordat de kosten van met name grondverwerving bij langdurige projecten meestal ver voor de opbrengsten uitlopen, kunnen de rentekosten hoog oplopen. Immers, indien sprake is van een boekwaarde waarbij de tot dan gemaakte kosten hoger zijn als de tot dan gerealiseerde opbrengsten, is over het verschil rente verschuldigd welke ten laste gaat van het exploitatieresultaat. Het is derhalve zaak om de kosten zo laat mogelijk te maken en te trachten de opbrengsten zo vroeg mogelijk te realiseren.
Een andere rentetarief wat indirect raakvlakken heeft met de grondexploitatie is de hypotheekrente. Wanneer deze rente stijgt, kan dit een verminderde vraag naar woningbouw tot gevolg hebben. Indirect kan stijging van de hypotheekrente dus invloed hebben op het exploitatieresultaat van de grondexploitatie. Tevens kan de landelijke discussie met betrekking tot de aftrekbaarheid van de hypotheekrente van invloed zijn op de verkoopbaarheid van woningen.
Milieuwetgeving
De steeds strenger wordende milieuwetgeving op het gebied van bodem, water, lucht, geluid, klimaatbeheersing en duurzaamheid veroorzaakt hoge kosten die hun weerslag hebben op de grondexploitaties.
Een probleem is dat op voorhand moeilijk in te schatten is hoe deze eisen zich zullen ontwikkelen. Wel kan aangenomen worden dat de milieueisen in de toekomst alleen maar strenger zullen worden. Vooral bij langlopende projecten kan men geconfronteerd worden met aangescherpte milieueisen waardoor aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn de discussie over luchtkwaliteit en externe veiligheid.
In het geval van bodemverontreiniging doet zich het probleem voor dat de aard en omvang veelal niet in te schatten zijn bij de aanvang van het plan.
Om dit risico zo goed mogelijk in te schatten is het van belang een gedegen bodemonderzoek te verrichten op de te ontwikkelen locaties.
Indien de kosten in het kader van milieuwetgeving niet verhaald kunnen worden op derden, dienen deze ten laste van de grondexploitatie gebracht te worden voor zover de grondexploitatie dit toestaat. Indien de middelen ontoereikend zijn, moet of een voorziening voor het tekort worden getroffen ten laste van de Reserve Grondexploitatie of moet er een heroverweging plaatsvinden.
Wetgeving en procedures
Wetgeving kan leiden tot langere procedures als welke voor de technische uitvoering van een plan noodzakelijk zijn. Het risico hiervan is niet geheel in te schatten omdat vooraf niet bekend is of gebruik gemaakt wordt van de diverse rechtsbeschermingsprocedures zoals bijv. in de Wet ruimtelijke ordening.
Het gevolg van deze lange doorlooptijden van planontwikkelingen kan zijn dat vooraf gecalculeerde planontwikkelingskosten beduidend hoger uitvallen. Vooral bij binnenstedelijke ontwikkelingen worden gemeenten hiermee geconfronteerd.
Planschade
Aanvragen om vergoeding van planschade vormen een toenemend risico. Vooral bij binnenstedelijke ontwikkelingen nemen de verzoeken om planschade toe. Wanneer de gemeente grondeigenaar is van het te ontwikkelen gebied, wordt er vooraf een inventariserend planschadeonderzoek gedaan. Hierbij wordt een reële inschatting gemaakt van de planschade voor omliggende percelen. Kosten van dit onderzoek en mogelijke uitbetaling van planschade worden ten laste gebracht van de exploitatieopzet of de Reserve Grondexploitatie (Algemene Reserve). Bij projecten waarbij de gemeente geen grondeigenaar is wordt een planschadeovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Hierdoor heeft de gemeente geen nadelige financiële gevolgen van mogelijke planschade.
Planschade staat ook op de lijst van de te verhalen kosten bij derden binnen de Grondexploitatiewet.
Uitgifte in erfpacht
Ten opzichte van verkoop kan de uitgifte in erfpacht risico’s met zich meebrengen. Een erfpachter kan immers failliet gaan of er kunnen betalingsachterstanden ontstaan. In geval er wel kapitaallasten zijn met betrekking tot de geactiveerde erfpachtgrond en de gemeente geen canon ontvangt, kan een en ander leiden tot een deficit. Desondanks leidt de mogelijkheid van erfpacht tot een hogere afzet van bedrijfsgrond wat vervolgens leid tot een beter economisch klimaat. Primair wordt derhalve de voorkeur gegeven aan verkoop waarbij de uitgifte in erfpacht niet uitgesloten wordt.
Archeologische monumenten
Indien er bij de ontwikkeling van een locatie een archeologisch monument wordt aangetroffen, dienen de kosten, indien deze niet verhaald kunnen worden op derden, ten laste van de grondexploitatie te worden gebracht.
Een en ander kan leiden tot verliessituaties waarbij een beroep moet worden gedaan op de Reserve Grondexploitatie.
Huidige economische situatie
In relatie tot een aantal hierboven geschetste risicofactoren, o.a. vastgoedmarkt, inflatie en rente, moet de gemeente Waalwijk ook anticiperen op de actuele economische situatie. Dit leidt er toe dat een inflatiepercentage voor de kostenkant wordt voorgesteld van 2% en voor de opbrengsten van 1%. De toe te rekenen rente is middels de voorschriften BBV berekend op 1,35%.
Nota grondbeleid
In 2015 is de nota grondbeleid geactualiseerd. Deze nota grondbeleid wordt elke coalitieperiode vastgesteld door de raad. Nieuwe uitgangspunten die deze nota grondbeleid aanvullen, worden jaarlijks in de nota grondexploitatie toegelicht. In 2019 wordt het grondbeleid herijkt en aan de raad ter besluitvorming voorgelegd.
Wat mag het kosten?
Actualisatie kostprijsberekeningen
Door het Team REW worden jaarlijks, onder verantwoordelijkheid van de manager van het team REW, alle kostprijsberekeningen (grondexploitaties) geactualiseerd. Deze actualisatie vindt plaats op een zodanig tijdstip dat de hieruit voortkomende gevolgen in de jaarrekening van het voorafgaand jaar verwerkt kunnen worden. De geactualiseerde kostprijscalculaties zullen in de vorm van een nota grondexploitatie aan de raad worden voorgelegd, gelijktijdig met de behandeling van de jaarrekening van desbetreffende jaar.
Het nemen van gerealiseerde winsten
Indien in het kader van de jaarlijkse actualisatie van de kostprijsberekeningen winsten per ultimo looptijd van een complex worden geprognosticeerd, dan zal deze winst worden afgeroomd.
Met ingang van 2017 is de regelgeving vanuit BBV (Beheer, Begroting en Verantwoording) dwingend gewijzigd inzake de winstneming bij een actief grondbeleid. Deze winstneming dient voortaan plaats te vinden middels de zogenaamde POC-methode (Percentage Of Completion).
Treffen voorzieningen voor te verwachten verliezen
Indien in het kader van de jaarlijkse actualisatie van de kostprijsberekeningen verliezen per einde looptijd van een complex worden geprognosticeerd, dan zullen voor deze verliezen dekkingsmiddelen moeten worden aangewezen.
Wanneer uit deze actualisatie namelijk blijkt dat er binnen een bepaald complex een negatief resultaat per einde looptijd onafwendbaar is, dient per direct, ter grootte van dat verlies op eindwaarde, een voorziening te worden getroffen ten laste van de Reserve Grondexploitatie.
Reserve Grondexploitatie
Binnen het grondbedrijf is een ‘algemene’ of ‘vrije’ reserve gevormd om genoemde algemene risico’s op te vangen. Voeding van deze reserve geschiedt door (tussentijdse) winstnemingen van de diverse complexen binnen het grondbedrijf. Bij verlieslatende complexen volgt echter een onttrekking.
De Reserve Grondexploitatie is de enige vrije reserve binnen de grondexploitatie. Deze is te vergelijken met de Algemene Reserve op concernniveau. De inzetbaarheid van de Reserve Grondexploitatie beperkt zich tot zaken die een duidelijk raakvlak hebben met het taakgebied grondexploitatie.
Om de risico’s zoveel als mogelijk beheersbaar te houden worden jaarlijks de kostprijscalculaties van de diverse onderhanden en toekomstige exploitaties bijgesteld. Uitgangspunt is dat sprake moet zijn van reële ramingen, de normale en algemene bedrijfsrisico’s inbegrepen. Aan de reserve worden onafwendbare verliezen onttrokken en (tussentijdse) winstnemingen toegevoegd.
Door de raad is besloten het saldo van de Reserve Grondexploitatie op het moment van opstellen van de Nota grondexploitatie op 5 miljoen te bepalen. Voor zover het saldo van deze reserve uitstijgt boven het maximum zal het meerdere worden afgestort naar de concernreserves.
Wanneer het saldo beneden deze 5 miljoen bedraagt, dient dit saldo aangevuld te worden tot dit minimum.
Deze methodiek zal tijdelijk toegepast worden. Als de economische situatie verbetert, zal heroverweging plaatsvinden m.b.t. deze reserve.
Tevens zal de hoogte van de Reserve Grondexploitatie jaarlijks worden bekeken in relatie tot de Nota grondexploitatie.