Paragraaf 7. Grondbeleid

Grondbeleid

Terug naar navigatie - Grondbeleid

Inleiding
Een belangrijke taak van de gemeente als lokale overheid is de ruimtelijke ordening van het eigen grondgebied. Daartoe beschikt de gemeente over de Omgevingswet, inclusief de Aanvullingswet Grondeigendom en in het bijzonder over de omgevingsvisie, het omgevingsplan en een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Om het omgevingsplan uit te voeren moet de gemeente grond in eigendom hebben. Is dit niet het geval en willen particuliere eigenaren zelf ontwikkelen, dan moet het kostenverhaal goed geregeld worden.

Doelstelling
Het voeren van het grondbeleid is geen doel op zich, maar een middel om maatschappelijke doelstellingen en ambities te realiseren. De doelstelling is dan ook om door het voeren van het grondbeleid maatschappelijke doelstellingen en ambities te realiseren.

Met het grondbeleid kan de gemeente invloed uitoefenen op de wijze waarop de grond wordt gebruikt. Sturing van het grondgebruik door middel van het grondbeleid is wenselijk, omdat het kan bijdragen aan de realisering van (publieke) doelstellingen op het gebied van volkshuisvesting, zorg, onderwijs, sport, infrastructuur, werkgelegenheid, milieu, financiën etc.

Als gevolg van de maatschappelijke, economische en juridische ontwikkelingen én de verplichting vanuit de financiële verordening is het grondbeleid tegen het licht gehouden. Als gevolg hiervan is in januari 2025 een nieuwe Nota grondbeleid ter vaststelling aangeboden aan de raad. Daarmee wordt een transparante en eenduidige werkwijze bij de uitvoering van het grondbeleid vastgesteld. 

Twee soorten grondbeleid

Terug naar navigatie - Twee soorten grondbeleid

De twee uiterste vormen van grondbeleid zijn actief grondbeleid en passief (faciliterend) grondbeleid. Beide vormen kennen voor- en nadelen. De voordelen van actief grondbeleid, zullen in algemene zin als nadelen voor faciliterend grondbeleid kunnen worden aangemerkt. Een tussenvorm is de samenwerking tussen de gemeente en private partijen.

Keuze vorm van grondbeleid en de rol van het college daarin
In de Nota grondbeleid 2025-2030 is aangegeven dat voor de gemeente Waalwijk alle vormen van grondbeleid (actief, passief of een mengvorm) in principe aanvaardbaar zijn. Ze kunnen allemaal bijdragen aan de maatschappelijke doelstellingen. De feitelijke keuze voor een specifieke vorm van grondbeleid is afhankelijk van de situatie. Het maatschappelijke rendement van een ontwikkeling speelt dus een grote rol in de keuze van de vorm van het grondbeleid. Maar ook het financiële rendement telt mee.
De gemeente Waalwijk voert zowel een actief als facilitair grondbeleid. In het geval van de uitleglocaties heeft de gemeente tot dusverre voornamelijk een actief grondbeleid gevoerd. Bij herstructureringsprojecten in de bestaande kernen wordt, waar mogelijk, de uitvoering aan projectontwikkelaars overgelaten. Vaak is er dan sprake van hoge verwervingskosten en eventuele saneringskosten. Maar ook dan vindt de ontwikkeling plaats onder regie van de gemeente Waalwijk, met gebruikmaking van het wettelijke instrumentarium.

Materiële vaste activa

Terug naar navigatie - Materiële vaste activa

Deze gronden kunnen in een tweetal soorten worden onderverdeeld.
a.    Compensatiegronden die in de toekomst ingezet kunnen worden als ruilgrond. Deze gronden worden nu verpacht ,of zijn aangekocht voor ontwikkelingen op de (middel)lange termijn. 
b.    Gronden waarvan de bestemming (nog) niet is gewijzigd, maar waarvan verwacht wordt dat deze binnen korte termijn een andere bestemming krijgen: de zogenoemde warme gronden.    

Binnen de gronden, vallend onder de materiële vaste activa, is het niet mogelijk om rente op de boekwaarde bij te schrijven. Wel is het onder voorwaarden toegestaan om de voorbereidingskosten te activeren onder immateriële vaste activa. daarbij kunnen  waarbij ze in een later stadium ingebracht kunnen worden, indien de gronden worden overgeheveld naar bouwgrond in exploitatie.

Compensatiegrond/ontwikkelgrond op (middel)lange termijn:
Dit betreft de gronden die voornamelijk dienen als ruilgronden bij toekomstige verwervingen en gronden die in het verleden zijn verworven met het oog op mogelijke toekomstige ontwikkeling. 

Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) worden bovenvermelde gronden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs op voorwaarde dat deze lager is of gelijk aan de marktwaarde van de huidige bestemming (agrarische grond). Als de verkrijgingsprijs hoger is dan de marktwaarde van de huidige bestemming, moet afwaardering van de grond plaatsvinden tot aan de marktwaarde. In de gemeentelijke administratie wordt de onbestemde grondvoorraad geadministreerd onder de ‘materiële vaste activa’.

Binnen de materiële vaste activa is  1.872.033  m² verantwoord als compensatiegronden dan wel ontwikkelgrond voor de (middel)lange termijn. De totale boekwaarde hiervan bedraagt € 5.195.115. Per m² komt dit gemiddeld neer op een bedrag van € 2,78.

 Warme gronden:

De gronden die met het oog op gebiedsontwikkeling door de gemeente zijn verworven, maar waarvoor nog geen operationele grondexploitatie is vastgesteld, worden geduid als ‘warme gronden’. Volgens voorschriften van het BBV kunnen dergelijke gronden niet onder de voorraden worden gerangschikt. Zulke gronden moeten worden verantwoord onder materiele vaste activa, tegen de verwervingskosten. 

Binnen de gemeente Waalwijk staan de volgende locaties nog te boek als 'warme gronden' met de onderstaande boekwaarde per 31-12-2024:

Naam Planning Boekwaarde Oppervlakte Boekwaarde per m2
Poolsestraat-noord 2026-2029 €      296.986 7.470 m² € 39,76
Maasoever/Scharlo 2025-2028 €      384.000 59.233 m² € 6,48
Haven 8 oost afronding 2026-2029 € 13.479.831 930.111 m² € 14,49
Totaal     14.160.817 996.814 m² € 14,20

 

Actualisatie kostprijsberekeningen

Terug naar navigatie - Actualisatie kostprijsberekeningen
Door het team OBL worden jaarlijks, onder verantwoordelijkheid van de manager van het team OBL, alle kostprijsberekeningen (grondexploitaties) geactualiseerd. Deze actualisatie vindt plaats op een zodanig tijdstip dat de hieruit voortkomende gevolgen in de jaarrekening van het voorafgaand jaar verwerkt kunnen worden. De geactualiseerde kostprijscalculaties worden in de vorm van een nota Grondexploitatie aan de raad voorgelegd, gelijktijdig met de behandeling van de jaarrekening van het desbetreffende jaar.
 
Het nemen van gerealiseerde winsten
Als in het kader van de jaarlijkse actualisatie van de kostprijsberekeningen winsten per ultimo looptijd van een complex worden geprognosticeerd, dan zal deze winst worden afgeroomd.
Deze winstneming is voorgeschreven in het BBV en  moet plaatsvinden aan de hand van de zogenaamde POC-methode (Percentage Of Completion). Over 2024 is er vanuit diverse actieve en facilitaire complexen € 1.662.332 tussentijdse winst teruggedraaid en €1.562.587 tussentijdse winst genomen. Per saldo is daarmee € 99.745 winst teruggedraaid. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar de Nota grondexploitatie 2025. 
 
De geprognosticeerde winsten voor de toekomst zien er als volgt uit :
 
 
  2025 2026 2027 2028 Totaal
Afbouw Haven 1-6 €              639.889  €                44.317       €                684.206 
Haven 8 West  €              208.862   €          2.430.296  €             2.106.845    €             4.746.003 
Insteekhaven €              315.622  €              322.391  €             6.314.759    €             6.952.772 
Haven 8 Oost €              422.246   €          1.776.571  €             8.207.660   €          14.282.940  €          24.689.417 
           
Achter de Hoven €                   2.385  €                54.699  €                   20.548    €                   77.632 
           
Akkerlanen €          2.426.847  €          2.166.595  €                193.180    €             4.786.622 
Kasteellaan vm. Basisschool €                15.984        €                   15.984 
vm. school de Brug Waspik €                   6.067        €                     6.067 
           
Vennootschapsbelasting n.t.b. n.t.b. n.t.b. n.t.b. n.t.b.
           
Totaal €          4.037.902  €          6.794.869  €          16.842.992  €          14.282.940  €          41.958.703 
 
 

Treffen voorzieningen voor te verwachten verliezen

Terug naar navigatie - Treffen voorzieningen voor te verwachten verliezen
Als in het kader van de jaarlijkse actualisatie van de kostprijsberekeningen blijkt dat verliezen per einde looptijd van een complex onafwendbaar zijn, dient per direct, ter grootte van dat verlies op eindwaarde, een voorziening te worden getroffen ten laste van de reserve Grondexploitatie.
Per 31 december 2024 zijn de volgende (verlies)voorzieningen getroffen voor complexen met een negatief resultaat:

Bedragen x € 1.000
Naam voorziening 31-12-2024
Voorziening Landgoed Driessen 5.248.386
Voorziening De Rugt (921019) 1.242.673
Totaal voorzieningen bouwgrond in exploitatie 6.491.059
Voorziening Capelsche Put 29.983
Voorziening Herontwikkeling flats Bloemenoord 1.142.922
Voorziening Tilburgseweg 2.018
Voorziening Herontwikkeling Clemenskerk 53.098
Voorziening Akkerlaan 20 24.527
Voorziening Schotse Hooglanderstraat 12-24 2.230
Voorziening Carmalietenhof Waspik 10.495
Voorziening Valkenvoortweg Campus 5.282
Voorziening Slachthuisterrein 14.647
Voorziening Mr. Van Coothstraat 6-8 17.593
Voorziening Grotestraat 143 - 145 27.340
Voorziening Tom Mandersstraat 1 - 3 3.013
Voorziening Julianalaan 4 - 6 Sprang Capelle 354
Voorziening Julianastraat 11 17
Voorziening Grotestraat 162-164 1.783
Voorziening Julianalaan 15 Sprang-Capelle 0
Voorziening Veerstraat 1 0
Voorziening Baardwijksestraat/Borksesticht 0
Voorziening Stationstraat 46 - 60 13.544
Voorziening Wendelnesseweg-West ong. 15
Voorziening Van der Duinstraat 2.780
Voorziening Torenstraat 3.190
Voorziening Grotestraat 239-241 35.669
Voorziening Scharlo 26 15
Totaal voorzieningen faciliterend grondbedrijf 1.390.161
Totaal 7.881.220

Reserve Grondexploitatie

Terug naar navigatie - Reserve Grondexploitatie

Binnen het grondbedrijf is een algemene of ‘vrije’ reserve gevormd om de hieronder genoemde risico’s op te vangen: de reserve Grondexploitatie. Voeding van deze reserve gebeurt door (tussentijdse) winstnemingen van de diverse complexen binnen het grondbedrijf. Bij verlieslatende complexen volgt een onttrekking.
De reserve Grondexploitatie is de enige vrije reserve binnen de grondexploitatie. Deze is te vergelijken met de Algemene Reserve op concernniveau. De inzetbaarheid van de reserve Grondexploitatie beperkt zich tot zaken die een duidelijk raakvlak hebben met het taakgebied grondexploitatie.
Jaarlijks worden de kostprijscalculaties van de diverse onderhanden en toekomstige grondexploitaties en van de facilitaire projecten bijgesteld. Uitgangspunt is dat sprake moet zijn van reële ramingen, de normale en algemene bedrijfsrisico’s inbegrepen.

De raad heeft besloten het saldo van de reserve Grondexploitatie op € 5 miljoen te bepalen. Voor zover het saldo van deze reserve, bij het jaarrekeningproces, uitstijgt boven het maximum zal het meerdere worden afgestort naar de Algemene Reserve. Wanneer het saldo minder dan € 5 miljoen bedraagt, moet dit saldo aangevuld worden vanuit de Algemene Reserve. De hoogte van de reserve Grondexploitatie wordt jaarlijks in beeld gebracht en besluitvorming vindt plaats met de Nota grondexploitatie.

Risico’s

Terug naar navigatie - Risico’s

Algemeen

Bij uitvoering van het gemeentelijk grondbeleid worden risico’s gelopen. In het algemeen geldt dat hoe langer de looptijd van een plan is, hoe complexer het is om de te lopen risico’s in te schatten. Toch is het wel van belang om de risico’s te benoemen en – waar mogelijk – in beeld te brengen wat de (financiële) gevolgen kunnen zijn voor de lopende projecten. De risico’s zijn te onderscheiden in directe en indirecte risico’s. 

Indirecte risico's

De indirecte risico’s vloeien voornamelijk voort uit macro-economische ontwikkelingen en veranderende wet- en regelgeving. Gelet op de aard en oorsprong van de indirecte risico’s hebben deze gevolgen voor alle lopende projecten. Indirecte risico’s zijn divers van aard en niet gemakkelijk te duiden en te voorspellen. Een project kan ook te maken krijgen met projectgebonden risico’s, ofwel de directe risico’s. De belangrijkste indirecte en directe risico’s zijn hieronder toegelicht. 

Onroerendgoedmarkt
De onroerendgoedmarkt kan aan grote schommelingen onderhevig zijn. Er kan sprake zijn van een landelijke tendens, maar het kan soms ook regiogebonden zijn. Het is zaak om adequaat in te spelen op veranderingen in de onroerendgoedmarkt om de risico’s, waaraan de gemeente is blootgesteld, zoveel mogelijk te beperken. 

Loon- en prijsontwikkelingen
Vooral bij grondexploitaties met een lange looptijd moet de ontwikkeling voor lonen en prijzen bij de start van het plan voor een lange termijn ingeschat worden. Over het algemeen is er weinig aan de hand als de ontwikkeling van de kosten gelijk is aan de ontwikkeling van de opbrengsten. Stijgende loon- en bouwkosten kunnen invloed hebben op het resultaat van lopende projecten. Het is dan ook zaak om ter beheersing van de risico’s die hieraan verbonden zijn de exploitatieberekeningen jaarlijks te actualiseren zodat aanpassingen tijdig kunnen worden gedaan.

Financieringslasten
Over het algemeen vormen de financieringslasten (de rente)  een behoorlijke kostenpost binnen de grondexploitatie. Doordat de kosten van met name grondverwerving bij langdurige projecten meestal ver voor de opbrengsten uitlopen, kunnen de rentekosten oplopen. Als sprake is van een boekwaarde waarbij de tot dan toe gemaakte kosten hoger zijn dan de tot dan gerealiseerde opbrengsten, is over het verschil rente verschuldigd. Die komt ten laste van het exploitatieresultaat. Het is daarom zaak de kosten zo laat mogelijk te maken en de opbrengsten zo vroeg mogelijk te realiseren. Momenteel is de rekenrente voor de grondexploitaties laag waardoor het risico redelijk beperkt is.

Een ander rentetarief dat indirect raakvlakken heeft met de grondexploitatie is de hypotheekrente. Wanneer deze rente stijgt, kan dit een verminderde vraag naar woningbouw tot gevolg hebben. Indirect kan stijging van de hypotheekrente dus invloed hebben op het exploitatieresultaat van de grondexploitatie. Ook hier geldt dat de hypotheekrente momenteel relatief laag is.

Directe risico's (projectspecifieke risico's)
Naast de indirecte risico’s kan een project ook te maken krijgen met projectgebonden risico’s, ofwel de directe risico’s. Deze directe risico’s hoeven zich niet bij elk project voor te doen. Per project kunnen de directe risico’s dus verschillend zijn. De meest voorkomende directe risico’s worden hieronder omschreven. 

Wetgeving en procedures
Veranderende wetgeving of jurisprudentie kan van invloed zijn op de resultaten van de lopende projecten. Sommige veranderingen zijn te verwachten, bijvoorbeeld de invoering van de Omgevingswet. Het komt echter ook voor dat we gedurende het project geconfronteerd worden met bepaalde wetgeving en jurisprudentie.  Het gevolg kan zijn dat vooraf gecalculeerde planontwikkelingskosten beduidend hoger uitvallen.

Wanneer er een ruimtelijk besluit genomen wordt, hebben belanghebbenden altijd recht op rechtsbescherming. Wanneer er gebruikt wordt gemaakt van deze rechtsbescherming, kan dat leiden tot vertraging. Zeker bij de binnenstedelijke ontwikkelingen, waar veel omwonenden zijn, is de kans groot dat deze omwonenden gebruik maken van deze mogelijkheden. 

Nadeelcompensatie
Aanvragen om vergoeding van nadeelcompensatie vormen een toenemend risico. Vooral bij binnenstedelijke ontwikkelingen nemen de verzoeken toe. Wanneer de gemeente grondeigenaar is van het te ontwikkelen gebied, wordt er vooraf een inventariserend onderzoek gedaan. Hierbij wordt een reële inschatting gemaakt van het nadeel voor omliggende percelen. Bij projecten waarbij de gemeente geen grondeigenaar is wordt een nadeelcompensatie afgewenteld op de initiatiefnemer.  De gemeente ondervindt bij deze projecten nagenoeg geen financiële gevolgen van mogelijke nadeelcompensatie. Nadeelcompensatie staat op de lijst van de te verhalen kosten op derden, binnen de kostenverhaalsregels van het Omgevingsplan.

De inwerkingtreding van de Omgevingswet zorgt voor een hoger risico op uitkering van nadeelcompensaties. Dat heeft drie redenen:
- De lijst met schadeoorzaken is onder de nieuwe wet uitgebreid, waardoor steeds meer ruimtelijke besluiten potentiële aanspraak op nadeelcompensatie kunnen veroorzaken. 
- Als beoordelingsmoment voor ontstane schade worden de feitelijke situatie direct voor en direct na het ontstaan van schade met elkaar vergeleken. Dus het moment van vergunning verlenen maakt uit. Daarmee is ook het aantal gronden voor de aanvraag van nadeelcompensatie hoger, dan wanneer de aanvraag is verleend op het moment dat het gebouw er nog stond. 
- Daarnaast worden de kosten hoger. Niet alleen de schadevergoeding, maar ook de daarmee samenhangende kosten (zoals de advies- en ambtelijke kosten) moeten vergoed worden. 

Uitgifte in erfpacht
Naast de verkoop van grond is ook de uitgifte in erfpacht mogelijk. Een recht van erfpacht houdt in dat een persoon of bedrijf de bevoegdheid heeft om een onroerende zaak gedurende een bepaalde tijd te houden en te gebruiken, terwijl het eigendom bij een ander blijft. De gemeente blijft dus eigenaar van het perceel, maar geeft het recht om de onroerende zaak te gebruiken aan de erfpachter. In ruil hiervoor krijgt de gemeente een vergoeding, de zogenaamde canon. Deze canon wordt door de gemeente jaarlijks in rekening gebracht en is een percentage van de grondwaarde. Dit rentepercentage wordt gebaseerd op het gemiddeld rentepercentage voor aangetrokken geldleningen en een opslag voor administratie en risico. Daarnaast wordt gekeken naar de geldende hypotheekrente. De optie om gronden in erfpacht te nemen moet namelijk minder interessant zijn dan het kopen van de gronden.

Ten opzichte van verkoop is uitgifte in erfpacht een risico. Een erfpachter kan immers failliet gaat of betalingsproblemen hebben. Als er wel rentelasten van de geactiveerde erfpachtgrond zijn, maar geen ontvangen canon, betekent dit een tekort voor de gemeente. Desondanks kan de mogelijkheid van erfpacht leiden tot een hogere afzet van bedrijfsgrond, wat vervolgens leidt tot een beter economisch klimaat en meer werkgelegenheid. Waar in het verleden vaak terughoudend werd omgegaan met uitgifte in erfpacht, is er tegenwoordig meer ruimte voor deze optie. De gemeenteraad heeft in de Nota grondbeleid 2025-2030 besloten dat de uitgifte van gronden in erfpacht tot de mogelijkheden behoort. 

Archeologische monumenten
Als er bij de ontwikkeling van een locatie een archeologisch monument wordt aangetroffen, moeten de kosten, als deze niet verhaald kunnen worden op derden, ten laste van de grondexploitatie gebracht te worden. Gemeenten zijn met ingang van 2024 op grond van de Omgevingswet verplicht om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met in de bodem aanwezige en te verwachten archeologische overblijfselen. Voorheen werd dit geborgd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz).
De gemeenteraad heeft de geactualiseerde Erfgoedkaart met daarin de Archeologische beleidskaart vastgesteld. Op basis daarvan wordt de noodzaak tot het verrichten van archeologisch onderzoek bepaald.
Het is vereist om, vooruitlopend op het in ontwikkeling brengen van een locatie met archeologische verwachtingswaarde, op basis van deze Archeologische beleidskaart, archeologisch onderzoek te verrichten. Naast de wettelijke plicht biedt dit de gemeente ook de mogelijkheid om naar aanleiding van het onderzoek bij te sturen.

Bodemverontreiniging
Een van de directe risico’s die grote financiële gevolgen kan hebben, is bodemverontreiniging. Vaak is bodemsanering een grote kostenpost binnen een exploitatie. Om het risico op onvoorziene bodemverontreiniging te voorkomen, wordt er een bodemonderzoek uitgevoerd bij aanvang van het project. De eventuele kosten voor sanering kunnen dan in de exploitatieraming worden meegenomen. Het uitvoeren van een bodemonderzoek sluit eventuele onvoorziene verontreiniging niet uit, maar het risico wordt hierdoor sterk beperkt. 

Uitspraak stikstof
Door de Raad van State-uitspraken van 18 december 2024 (Rendac/Amercentrale) is het onderdeel stikstof een (nog) groter risico geworden voor de doorlooptijd van projecten. Voor intern salderen is nu (en met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020) een natuurvergunning van GS nodig. In Noord-Brabant geldt sinds maart 2023 een vergunningstop voor extern salderen, omdat niet kan worden voldaan aan het additionaliteitsvereiste. Een vergunning voor een nieuwe activiteit mag pas worden verleend als de stikstofruimte die daarvoor nodig is, niet al nodig is voor natuurherstel. Dit geldt nu ook voor intern salderen. Het is aan Rijk en provincie om te komen tot het benodigde natuurherstel. Concrete maatregelen en een juridisch houdbare onderbouwing hiervan zijn nog niet voorhanden. 

Vanwege de directe nabijheid van de Natura 2000-gebieden (Westelijke) Langstraat en Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen geldt voor projecten van enige omvang in Waalwijk al snel dat significante effecten (>0,00 mol N/h/ja) op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, waardoor een natuurvergunning nodig is. Het is nog niet bekend of en zo ja, welke gevolgen dit heeft voor deze projecten. Bij vervolgstappen en contractvorming houden we rekening met dit risico en treffen we beheersmaatregelen ten aanzien van eventuele financiële gevolgen. 

Doorrekening risicoscenario’s 

Lopende BIE’s en faciliterende projecten  
Wanneer de indirecte risico’s zich voordoen heeft dit effect op alle lopende projecten. Om inzichtelijk te maken wat het financiële effect is van elk risico, zijn deze doorgerekend op de alle complexen. Het financiële effect betreft het verschil tussen de exploitatieberekening (met in-acht-name van de gehanteerde parameters)  en de exploitatieberekening op eindwaarde, waarbij het betreffende risico zich voordoet. 

Gehanteerde parameters
Als uitgangspunt voor de op te stellen grondexploitaties zijn een aantal parameters bepaald. Zo wordt er gerekend met een rentepercentage van 1,25% voor 2025 en volgende jaren. Voor de kosten is gerekend met een stijgingspercentage van 3%, vanaf 2028 met 2%. Aan de opbrengstenzijde is voor woningen een stijgingspercentage van 2% gehanteerd. Voor bedrijvigheid is tot en met 2027 een stijgingspercentage van 3% gehanteerd. Vanaf 2028 een stijgingspercentage van 2%.

Toelichting risicocomponenten:
1. Rentetoerekening:    Er wordt in het basisscenario met een rentepercentage van 1,25% vanaf 2024 gerekend. We hebben berekend wat het financiële effect is als dit percentage met 1% wordt verhoogd naar 2,25%.
2. Opbrengstdaling:  In de risicoberekening is inzichtelijk gemaakt wat het financiële effect is als de opbrengsten 1% minder hard stijgen dan de percentages van de gebruikte parameters.
3. Kostenstijging:  In de risicoberekening is inzichtelijk gemaakt wat het financiële effect is als de kosten1% harder stijgen dan de percentages van de gebruikte parameters.

In de tabel wordt onder 'indirecte risico's' weergegeven wat het effect is van een combinatie van deze risicocomponenten. 

In de tabel is ook weergegeven hoe hoog de directe risico’s zijn. Deze zijn verder uitgewerkt in de Nota grondexploitatie 2025, onder de projectrapporten. 

De grondexploitaties met een positief eindwaardesaldo kunnen de indirecte en directe risico's binnen het eigen resultaat opvangen. De grondexploitaties met een negatieve eindwaarde niet. Bij de Bouwgrond in exploitatie (BIE’s) is dit Landgoed Driessen. Dit risico zal dan ook opgevangen moeten worden met de reserve Grondexploitatie. 

Uit onderstaande tabel blijkt dat wanneer de indirecte risico’s (uitgaande van afwijkingen van 1%)  én directe risico’s zich voordoen, de reserve Grondexploitatie dit risico kan opvangen. 

Wanneer de kosten ten opzichte van de gebruikte parameters 2 procentpunt stijgen, de opbrengstenstijging 2 procentpunt minder bedraagt en de rente 3,25% is (worst-case scenario), dan bedraagt het totale risico € 4.268.188. De stand van de reserve Grondexploitatie is met € 5 miljoen dan ook voldoende om dit risico te kunnen opvangen. 

  

Omschrijving     Gewogen gemiddelde (1%)  Gewogen gemiddelde (2%)
Indirecte risico’s (0% van basis, 100% van worst case)     
- 853 Bouwgrondexploitatie bedrijven   1.364.000 2.780.585
- 852 Bouwgrondexploitatie wonen 1.232.268  2.553.051
- Faciliterend 177.902  361.566
Totaal  2.774.169 5.695.202
     
Directe risico’s (Project-specifieke risico's)            
- 853 Bouwgrondexploitatie bedrijven -386.034 -386.034
 - 852 Bouwgrondexploitatie wonen  2.121.425 2.121.425
 - Faciliterend  16.000 16.000
Totaal  1.751.391  1.751.391
     
Totale risico bandbreedte 4.525.560   7.446.592
     
 Benodigde buffer     
- 853 Bouwgrondexploitatie bedrijven 977.965 2.394.551
- 852 Bouwgrondexploitatie wonen  3.353.693  4.674.476
 - Faciliterend  193.902 377.566
Totaal 4.525.560 7.446.592
     
 Risico afgedekt met winst project         
- 853 Bouwgrondexploitatie bedrijven 964.495 2.958.881
- 852 Bouwgrondexploitatie wonen 25.661 50.825
- Faciliterend 98.091 168.699
     
Risico's die gedekt moeten kunnen worden uit de reserve Grondexploitatie  3.437.314 4.268.188

Om de hierboven opgesomde risico’s zoveel mogelijk beheersbaar te houden, worden jaarlijks de kostprijscalculaties van de grondexploitaties geactualiseerd. Uitgangspunt is dat sprake moet zijn van reële ramingen, de normale en algemene bedrijfsrisico’s inbegrepen. 

Gelijktijdig met het jaarrekeningproces wordt jaarlijks een totale bundel van de lopende grondexploitaties, facilitaire projecten en de materiele vaste activa  aan de raad ter goedkeuring voorgelegd. Eventuele verliezen worden hiermee tijdig inzichtelijk gemaakt. Voor de te verwachten verliezen van lopende projecten worden voorzieningen getroffen ten laste van de reserve Grondexploitatie;

Nieuwe exploitaties worden afzonderlijk ter goedkeuring aan de raad voorgelegd. Jaarlijks wordt een overzicht op hoofdlijnen van de afwijkingen ten opzichte van de laatst vastgestelde opzet vervaardigd en toegelicht.

De risico’s m.b.t. de materiële vaste activa worden meegenomen bij de bepaling van het weerstandsvermogen. 

Voor directe en indirecte risico’s geldt de reserve Grondexploitatie als buffer. De buffer moet voldoende hoog zijn om deze risico’s te kunnen opvangen. Dit kan ertoe leiden dat het minimum van € 5 miljoen dat de afgelopen jaren heeft gegolden, in de toekomst hoger moet zijn. Indien bij het jaarrekeningproces een saldo boven het vereiste minimum ontstaat, wordt het meerdere afgestort naar de Algemene Reserve.

Het kostenverhaal is gewaarborgd door gebruik te maken de mogelijkheden die de kostenverhaalsregels in de Omgevingswet bieden. Naast het private traject van de anterieure en de posterieure overeenkomsten met initiatiefnemers, geldt het publieke spoor van kostenverhaal via de omgevingsvergunning als een vangnet om kosten te verhalen. Het kan ook voorkomen dat er voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd, met name in de vorm van ambtelijke uren, en dat er uiteindelijk geen anterieure overeenkomst wordt gesloten. In die gevallen worden de gemaakte kosten afgeboekt ten laste van de reserve Grondexploitatie. In 2024 is er voor totaal € 121.101 aan kosten gemaakt voor projecten waar in 2024 nog geen anterieure overeenkomst voor afgesloten was. Het is niet aannemelijk dat dit gehele bedrag niet te verhalen is, aangezien het meerdere projecten betreft die zich in verschillende stadia bevinden. 
Deze risico’s worden gedekt vanuit de Reserve grondexploitatie. 

Complexen in uitvoering of in voorbereiding
Als actieve grondexploitaties zijn momenteel nog lopend: Landgoed Driessen, Afbouw Haven I t/m VI, Haven 8 West, Haven 8 Oost, Insteekhaven, Achter de Hoven. De grondexploitaties Waesgeerd-West en De Rugt worden afgesloten.
 
Binnen de  facilitaire complexen zijn Akkerlanen, Bloemenoordflats, Slachthuisterrein, Gedempte Haven en het ETZ grote ontwikkelingen met, voor de gemeente, financiële belangen.  Een aantal plannen waar de gemeente grondeigendom heeft is in voorbereiding. Daarmee worden deze plannen verantwoord onder de materiële vaste activa: Scharlo-Maasoever, Landgoed Driessen fase II en Haven 8 Oost overig. Een toelichting op deze plannen is opgenomen in de Nota grondexploitatie 2025. 
Bedragen x € 1.000   *
Omschrijving kostensoort Totaal verantwoord t/m 2023 Verantwoord in 2024 Totaal verantwoord t/m 2024
BRM/WRM voor 2023 73.747 0 73.747
Grondverwerving 55.643 144 55.787
Bouwrijp maken 1.269 398 1.667
Milieu 373 63 436
Woonrijp maken 1.615 835 2.450
Plankosten 22.341 644 22.985
Rente en BTW 19.436 57 19.493
Overige kosten 1.810 0 1.810
Stortingen 11.696 0 11.696
Totaal kosten (A) 187.930 2.141 190.071
Bijdragen 7.209 127 7.336
Totaal bijdragen (B) 7.209 127 7.336
Gronduitgifte 205.960 0 205.960
Totaal opbrengsten © 205.960 0 205.960
Totaal nominaal saldo (A minus B minus C) -25.239 2.014 -23.225
Bijdrage reserve 29.098 -1.408 27.690
Totaal saldo 3.859 606 4.465
* inclusief facilitair project Oudestraat 82-84

Toelichting

Terug naar navigatie - Toelichting

Grondverwerving
In 2024 is bij de grondexploitatie Langoed Driessen de interne boeking gedaan m.b.t. de verkoop van gronden, ten behoeve van de compensatie van de Koesteeg. Daarnaast is voor het project Insteekhaven een schadeloosstelling betaald voor de beëindiging van de reguliere pacht. 

Bouwrijp maken
Van de gemaakte kosten bouwrijp maken is een fors gedeelte binnen de complexen Landgoed Driessen, Haven 8 West en Haven 8 Oost verantwoord. 

Milieu
In 2024 zijn voornamelijk voor het project Haven 8 Oost kosten gemaakt op het gebied van milieu. Het betreffen kosten met betrekking tot bodem(verontreiniging). 

Woonrijp maken
De kosten die in 2024 zijn gemaakt voor het woonrijp maken zijn vooral gemaakt binnen de actieve projecten Landgoed Driessen en Waesgeerd. 

Plankosten
Binnen elk complex zijn plan- en beheerskosten gerealiseerd. Dit zijn voornamelijk de interne uren. Verder worden hier onder andere onderzoeken en externe advieskosten verantwoord. 

Rente en BTW
Over de boekwaarde per begin boekjaar wordt door het grondbedrijf rente betaald/ontvangen. De boekwaarde wordt berekend door het totaal van de ontvangsten in mindering te brengen op het totaal van de uitgaven. In 2024 wordt gerekend met een percentage van 1,44%.  In 2025 en in volgende jaren wordt gerekend met een percentage van 1,25%.

Overige kosten
Alle kosten die niet passen binnen een andere kostenpost worden onder deze post geboekt. In 2024 was dit niet het geval. 

Stortingen
In 2024 zijn er binnen de actieve complexen geen stortingen gedaan naar reserves, anders dan de reserve Grondexploitatie. 

Ontvangen bijdragen
Hierop worden incidentele bijdragen verantwoord. In 2024 betrof dit met name een ontvangen subsidie binnen de grondexploitatie Landgoed Driessen. 

Opbrengst gronden
In 2024 zijn geen opbrengsten verantwoord binnen actieve complexen.

Bijdrage reserve grondexploitatie
Door de voorschriften uit de BBV met betrekking tot de tussentijdse winstneming, berekend op basis van de POC-methode, wordt er voortijdig winst genomen. Maar het kan ook voorkomen dat winst moet worden teruggestort. Dit verloopt via de reserve Grondexploitatie. Het betreft in 2024 voornamelijk terug te draaien tussentijdse winstnemingen vanuit de complexen Haven 8 West, Afbouw Haven 1-6 en Achter de Hoven. Voor Haven 8 Oost kan wel een tussentijdse winst worden genomen. Waesgeerd-West wordt afgesloten met een positieve (eind)winst. Het saldo van de stortingen in 2024 is daarmee € 1.386.834 negatief.