Paragraaf Grondbeleid

Grondbeleid

Terug naar navigatie - Grondbeleid

Inleiding
Een belangrijke taak van de gemeente als lokale overheid is de ruimtelijke ordening van het eigen grondgebied. Daartoe beschikt de gemeente over de Omgevingswet, inclusief de Aanvullingswet Grondeigendom en in het bijzonder over de omgevingsvisie, het omgevingsplan en een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Om het omgevingsplan uit te voeren moet de gemeente grond in eigendom hebben. Is dit niet het geval en willen particuliere eigenaren zelf ontwikkelen, dan moet het kostenverhaal goed geregeld worden.

Doelstelling
Het voeren van het grondbeleid is geen doel op zich, maar een middel om maatschappelijke doelstellingen en ambities te realiseren. De doelstelling is dan ook door middel van het grondbeleid maatschappelijke doelstellingen en ambities te realiseren.

Met het grondbeleid kan de gemeente invloed uitoefenen op de wijze waarop de grond wordt gebruikt. Sturing van het grondgebruik door middel van het grondbeleid is wenselijk, omdat het kan bijdragen aan de realisering van (publieke) doelstellingen op het gebied van volkshuisvesting, zorg, onderwijs, sport, infrastructuur, werkgelegenheid, milieu, financiën etc.

Als gevolg van de maatschappelijke, economische en juridische ontwikkelingen én de verplichting vanuit de financiële verordening is het grondbeleid tegen het licht gehouden. Als gevolg hiervan wordt in 2024 een nieuwe Nota grondbeleid opgesteld en ter vaststelling aangeboden aan de raad. Daarmee wordt een transparante en eenduidige werkwijze bij de uitvoering van het grondbeleid vastgesteld. Tot deze vaststelling geldt de nota die de raad in 2019 heeft vastgesteld. Dit biedt de kaders waarbinnen het college het grondbeleid kan uitvoeren.

Twee soorten grondbeleid

Terug naar navigatie - Twee soorten grondbeleid

De twee uiterste vormen van grondbeleid zijn actief grondbeleid en passief (faciliterend) grondbeleid. Beide vormen kennen voor- en nadelen. De voordelen van actief grondbeleid, zullen in algemene zin als nadelen voor faciliterend grondbeleid kunnen worden aangemerkt. Een tussenvorm is de samenwerking tussen de gemeente en private partijen.

Actief grondbeleid
Bij een actief grondbeleid is de gemeente eigenaar en voert de werkzaamheden in eigen beheer uit. De gemeente maakt zelf een plan, verwerft de grond en maakt deze bouwrijp. Bouwrijpe kavels worden verkocht aan marktpartijen of de woningcorporatie voor de realisatie van vastgoed. De gemeente maakt de openbare ruimte na realisatie woonrijp.

De gemeentelijke invloed is in dit proces maximaal. De gemeente houdt de ontwikkeling geheel in eigen hand. Inkomsten komen volledig in de gemeentekas. Daartegenover staat dat alle risico’s (tegenvallers, renteverliezen, tekorten, etc.) ook voor rekening van de gemeente komen.
Uit het voeren van een actief grondbeleid vloeit voort dat de gemeente actief gronden verwerft. De meeste grondaankopen vinden plaats ten behoeve van de realisering van woningbouw en/of bedrijventerrein. Als dat nodig is kan de gemeente bij de verwerving van gronden gebruik maken van instrumenten als het voorkeursrecht en onteigening.

Passief (faciliterend) grondbeleid
Het is niet in altijd nodig dat de gemeente alle gronden binnen het plangebied verwerft. De gemeente kan namelijk ook kiezen voor passief (faciliterend) grondbeleid. Daarbij laat de gemeente aankoop en exploitatie volledig over aan de private partijen. De gemeente heeft hier een voorwaardenscheppende rol.
De gemeente kan daarbij (ruimtelijke) kaders stellen door het vaststellen van een omgevingsplan (eventueel met kostenverhaalsregels) of het toestaan van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Daarnaast heeft de gemeente ook invloed op de inrichting en kwaliteit van het openbare gebied. De gemeente houdt in ieder geval toezicht wanneer de initiatiefnemer het openbare gebied aanlegt. In overleg met de initiatiefnemer kan ook overeengekomen worden dat de gemeente het openbare gebied aanlegt.

De gemeente zal de bovengenoemde kosten bij voorkeur verhalen middels het privaatrechtelijk spoor van een anterieure exploitatieovereenkomst. Als dat niet lukt, wordt een posterieure exploitatieovereenkomst afgesloten op basis van de kostenverhaalregels uit het omgevingsplan. In het uiterste geval kan het publiekrechtelijk kostenverhaal op basis van een kostenverhaalsbeschikking (via de omgevingsvergunning) plaatsvinden.

Aan faciliterend grondbeleid kunnen voor de gemeente ook financiële risico’s kleven. Bij een anterieure overeenkomst wordt een exploitatiebijdrage overeengekomen die de private partij aan de gemeente betaalt, vanwege de werkzaamheden die de gemeente moet uitvoeren. In de praktijk kan blijken dat deze afgesproken bijdrage te laag is, omdat bijvoorbeeld de ambtelijke inzet hoger is dan vooraf gedacht. Het kan ook dat de voorzieningen in de openbare ruimte die de gemeente zal aanleggen, duurder zijn dan voorzien. Anderzijds kan het ook voorkomen dat de gemeentelijke kosten lager uitvallen dan overeengekomen. Uiteraard streven wij er naar om de gemeentelijke kosten bij het afsluiten van een anterieure overeenkomst zo realistisch mogelijk te ramen.

Samenwerkingsvormen
Bouwclaimmodel
Deze bijzondere vorm van een actief grondbeleid wordt veelal gekozen als marktpartijen grondposities hebben in het plangebied. In het bouwclaimmodel verkopen de marktpartijen hun grond aan de gemeente onder de voorwaarde dat zij bij de gronduitgifte een aantal bouwrijpe kavels kunnen afnemen tegen marktconforme grondprijzen, waarmee zij hun bouwrechten veilig stellen. Evenals bij het zuiver actieve grondbeleid voert de gemeente een eigen grondexploitatie en draagt zij zorg voor het bouw- en woonrijp maken van het gebied. De marktpartijen nemen, net als bij het zuiver actieve grondbeleid, de realisatie van het vastgoed voor hun rekening.

 Publiek-Private Samenwerking (PPS)
De gemeente kan ook besluiten om in samenwerking met private partijen over te gaan tot exploitatie van grond en/of het realiseren van vastgoed. Een dergelijke Publiek Private Samenwerking (PPS) kent meerdere verschijningsvormen. De samenwerking kan plaatsvinden op basis van een samenwerkingscontract of door de oprichting van een gezamenlijke rechtspersoon.

Bij de vorming van een gezamenlijke entiteit brengen de betrokken partijen veelal de in bezit zijnde gronden gelegen binnen het plangebied in. Deze entiteit verwerft de overige benodigde gronden, maakt de gronden bouw- en woonrijp en geeft deze weer uit of zorgt voor de daadwerkelijke realisatie van vastgoed. De partners binnen een entiteit kunnen op basis van de aandelenverhoudingen aanspraak maken op de uiteindelijk gerealiseerde waardeontwikkeling.

Vaak zijn de feitelijke eigendomsverhoudingen, de beschikbaarheid van specifieke deskundigheid, het verdelen van de risico’s en de wens om de regie over de ontwikkeling te voeren van begin tot het eind, de motieven voor deze vorm van grondbeleid.

Keuze vorm van grondbeleid en de rol van het college daarin
In de Nota Grondbeleid 2019-2023 is aangegeven dat voor de gemeente Waalwijk alle vormen van grondbeleid (actief, passief of een mengvorm) in principe aanvaardbaar zijn. Ze kunnen allemaal bijdragen aan de maatschappelijke doelstellingen. De feitelijke keuze voor een specifieke vorm van grondbeleid is afhankelijk van de situatie. Het maatschappelijke rendement van een ontwikkeling speelt dus een grote rol in de keuze van de vorm van het grondbeleid. Maar ook het financiële rendement telt mee.

De gemeente Waalwijk voert zowel een actief als facilitair grondbeleid. In het geval van de uitleglocaties heeft de gemeente tot dusverre voornamelijk een actief grondbeleid gevoerd. Bij herstructureringsprojecten in de bestaande kernen wordt, waar mogelijk, de uitvoering aan projectontwikkelaars overgelaten. Vaak is er dan sprake van hoge verwervingskosten en eventuele saneringskosten. Maar ook dan vindt de ontwikkeling plaats onder regie van de gemeente Waalwijk, met gebruikmaking van het wettelijke instrumentarium.

Materiële vaste activa

Terug naar navigatie - Materiële vaste activa

Onder de materiële vaste activa staan enerzijds de ruil- of compensatiegronden op (middel)lange termijn en anderzijds de gronden die door het college en de raad worden aangemerkt als mogelijk toekomstig te ontwikkelen locaties. Voor deze gronden zal te zijner tijd een exploitatieopzet aan de raad ter vaststelling worden voorgelegd dan wel door het college of raad een exploitatieovereenkomst worden gesloten.

Binnen de gronden, vallend onder de materiële vaste activa, is het niet mogelijk om rente op de boekwaarde bij te schrijven. Wel is het onder voorwaarden toegestaan om de voorbereidingskosten te activeren onder immateriële vaste activa waarbij ze in een later stadium ingebracht kunnen worden indien de gronden worden overgeheveld naar bouwgrond in exploitatie.

Ontwikkelgrond op korte en middellange termijn:

De ontwikkelgronden op korte en middellange termijn betreffen de gronden die met het oog op gebiedsontwikkeling zijn verworven, maar waarvoor nog geen omgevingsplan c.q. grondexploitatie is vastgesteld.  Binnen de gemeente Waalwijk staan de volgende locaties nog te boek als ontwikkellocatie met de onderstaande boekwaarde per 31-12-2023:

Naam Planning Boekwaarde oppervlakte boekwaarde per m2
Poolsestraat-noord 2025-2028 €      296.986 7.470 m² € 39,76
Maasoever/Scharlo 2024-2027 €      384.000 59.233 m² € 6,48
Haven 8 oost afronding 2024-2028 € 12.073.631 886.571 m² € 13,62
Totaal      12.754.616 953.274 m² € 13,38

Compensatiegrond/ ontwikkelgrond op lange termijn:
Dit betreffen de gronden die voornamelijk dienen als ruilgronden bij toekomstige verwervingen en gronden die in het verleden zijn verworven met het oog op mogelijke toekomstige ontwikkeling. 

Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) worden bovenvermelde gronden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs mits deze lager is dan of gelijk aan de marktwaarde van de huidige bestemming (agrarische grond). Indien de verkrijgingsprijs hoger is dan de marktwaarde van de huidige bestemming, dient afwaardering van de grond plaats te vinden tot aan deze marktwaarde. In de gemeentelijke administratie wordt de onbestemde grondvoorraad geadministreerd onder de ‘materiële vaste activa’. Er vindt geen toerekening plaats van kosten zoals rentekosten, beheers- en plankosten en van (pacht)opbrengsten. Deze lasten en baten worden op het product ‘Diverse percelen en panden’ verantwoord.

Binnen de materiële vaste activa is  1.821.022  m² verantwoord als compensatiegronden dan wel ontwikkelgrond voor de lange termijn. De totale boekwaarde hiervan bedraagt € 5.322.750. Per m² komt dit gemiddeld neer op een bedrag van € 2,92.

Actualisatie kostprijsberekeningen

Terug naar navigatie - Actualisatie kostprijsberekeningen
Door het Team REW worden jaarlijks, onder verantwoordelijkheid van de manager van het team REW, alle kostprijsberekeningen (grondexploitaties) geactualiseerd. Deze actualisatie vindt plaats op een zodanig tijdstip dat de hieruit voortkomende gevolgen in de jaarrekening van het voorafgaand jaar verwerkt kunnen worden. De geactualiseerde kostprijscalculaties zullen in de vorm van een nota grondexploitatie aan de raad worden voorgelegd, gelijktijdig met de behandeling van de jaarrekening van het desbetreffende jaar.
 
Het nemen van gerealiseerde winsten
Indien in het kader van de jaarlijkse actualisatie van de kostprijsberekeningen winsten per ultimo looptijd van een complex worden geprognosticeerd, dan zal deze winst worden afgeroomd.
Deze winstneming is voorgeschreven in het BBV en dient plaats te vinden middels de zogenaamde POC-methode (Percentage Of Completion). Over 2023 is er vanuit diverse complexen € 1.106.245 tussentijdse winst genomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de Nota Grondexploitatie 2024. 
 
De geprognosticeerde winsten voor de toekomst zien er als volgt uit :
 
Bedragen x € 1
2024    
Afbouw Haven 1 t/m 6             €     -122.943  
Haven 8 West           €     1.198.624  
Haven 8 Oost             €     616.542  
Achter de Hoven            €     49.095  
Kasteellaan vm. Basisschool          €     26.960  
Akkerlanen         €     1.034.634  
Waesgeerd West €     70.132  
Jacob Marisstraat     €    28.145
 
    €    2.901.189
2025    
Achter de Hoven €             12.320    
Kasteellaan vm. Basisschool €                29.411  
 Afbouw Haven 1 t/m 6  € 608.618   
 Haven 8 West       € 1.314.676   
Haven 8 Oost     € 6.698.122   
 Akkerlanen € 1.581.324   
Waesgeerd West      € 776   
vennootschapsbelasting € -773.478  
    €           9.471.769
2026    
Afbouw Haven 1 t/m 6 €         178.258  
Haven 8 West € 928.545  
Haven 8 oost € 15.066.988  
Akkerlanen € 2.887.797  
vennootschapsbelasting € -579.697  
    €         18.481.891
2027    
Haven 8 oost €                946.949  

Akkerlanen

€            135.669  

vennootschapsbelasting

€ 20.436  
    €           1.103.054
Totaal toekomstige winstprognose o.b.v. voorcalculatie   €        31.957.903

Treffen voorzieningen voor te verwachten verliezen

Terug naar navigatie - Treffen voorzieningen voor te verwachten verliezen
Indien in het kader van de jaarlijkse actualisatie van de kostprijsberekeningen blijkt dat verliezen per einde looptijd van een complex onafwendbaar zijn, dient per direct, ter grootte van dat verlies op eindwaarde, een voorziening te worden getroffen ten laste van de Reserve Grondexploitatie.
Per 31 december 2023 zijn de volgende (verlies)voorzieningen getroffen voor complexen met een negatief resultaat.

Bedragen x € 1.000
Naam voorziening 31-12-2023
Voorziening Landgoed Driessen 3.346
Voorziening De Rugt (921019) 1.224
Totaal voorzieningen bouwgrond in exploitatie 4.570
Voorziening Capelsche Put 13
Voorziening Herontwikkeling flats Bloemenoord 1.232
Voorziening Tilburgseweg 3
Voorziening Drogerij 55 (921027) 0
Voorziening Herontwikkeling Clemenskerk 54
Voorziening Laageinde 103 (921030) 0
Voorziening Kasteellaan vm verpleegflat (921031) 0
Voorziening Wijnruitstraat 196 0
Voorziening Poolsestraat Tiny-houses (921032) 0
Voorziening Schotse Hooglanderstraat 12-24 1
Voorziening Carmalietenhof Waspik 8
Voorziening Valkenvoortweg Campus 3
Voorziening Slachthuisterrein 46
Voorziening Mr. Van Coothstraat 6-8 13
Voorziening Grotestraat 143 - 145 13
Voorziening Tom Mandersstraat 1 - 3 3
Voorziening Julianalaan 4 - 6 Sprang Capelle 2
Voorziening Julianastraat 11 0
Voorziening Grotestraat 162-164 2
Voorziening Julianalaan 15 Sprang-Capelle 2
Voorziening Veerstraat 1 0
Voorziening Baardwijksestraat/Borksesticht 6
Voorziening Stationstraat 46 - 60 14
Voorziening Wendelnesseweg-West ong. 0
Voorziening Van der Duinstraat 2
Totaal voorzieningen faciliterend grondbedrijf 1.417
Totaal 5.987

Reserve grondexploitatie

Terug naar navigatie - Reserve grondexploitatie

Binnen het grondbedrijf is een algemene of ‘vrije’ reserve gevormd om de hieronder genoemde risico’s op te vangen: de reserve grondexploitatie. Voeding van deze reserve geschiedt door (tussentijdse) winstnemingen van de diverse complexen binnen het grondbedrijf. Bij verlieslatende complexen volgt een onttrekking.
De reserve grondexploitatie is de enige vrije reserve binnen de grondexploitatie. Deze is te vergelijken met de Algemene Reserve op concernniveau. De inzetbaarheid van de reserve grondexploitatie beperkt zich tot zaken die een duidelijk raakvlak hebben met het taakgebied grondexploitatie.
Jaarlijks worden de kostprijscalculaties van de diverse onderhanden en toekomstige grondexploitaties en van de facilitaire projecten bijgesteld. Uitgangspunt is dat sprake moet zijn van reële ramingen, de normale en algemene bedrijfsrisico’s inbegrepen.

De raad heeft besloten het saldo van de reserve grondexploitatie op € 5 miljoen te bepalen. Voor zover het saldo van deze reserve, bij het jaarrekeningproces, uitstijgt boven het maximum zal het meerdere worden afgestort naar de Algemene Reserve. Wanneer het saldo beneden deze € 5 miljoen bedraagt, moet dit saldo aangevuld worden vanuit de Algemene Reserve. De hoogte van de reserve grondexploitatie wordt jaarlijks in beeld gebracht en besluitvorming vindt plaats met de nota grondexploitatie.

Risico’s

Terug naar navigatie - Risico’s

Algemeen
Bij uitvoering van het gemeentelijk grondbeleid worden risico’s gelopen. In het algemeen geldt dat hoe langer de looptijd van een plan is, hoe complexer het is om de te lopen risico’s in te schatten. Desalniettemin is het wel van belang om de risico’s te benoemen en – waar mogelijk – in beeld te brengen wat de (financiële) gevolgen kunnen zijn voor de lopende projecten. De risico’s zijn te onderscheiden in directe en indirecte risico’s. 

De indirecte risico’s vloeien voornamelijk voort uit macro-economische ontwikkelingen en veranderende wet- en regelgeving. Gelet op de aard en oorsprong van de indirecte risico’s hebben deze gevolgen voor alle lopende projecten. Indirecte risico’s zijn divers van aard en niet gemakkelijk te duiden en te voorspellen. Een project kan ook te maken krijgen met projectgebonden risico’s, ofwel de directe risico’s. De belangrijkste indirecte en directe risico’s zijn hieronder toegelicht. 

Onroerendgoedmarkt
De onroerendgoedmarkt kan aan grote schommelingen onderhevig zijn. Er kan sprake zijn van een landelijke tendens, maar het kan soms ook regio gebonden zijn. Het is zaak om adequaat in te spelen op veranderingen in de onroerendgoedmarkt om de risico’s, waaraan de gemeente is blootgesteld, zoveel mogelijk te beperken. 

Loon- en prijsontwikkelingen
Vooral bij grondexploitaties met een lange looptijd moet de ontwikkeling voor lonen en prijzen bij de start van het plan voor een lange termijn ingeschat worden. Over het algemeen is er weinig aan de hand als de ontwikkeling van de kosten gelijk is aan de ontwikkeling van de opbrengsten. Stijgende loon- en bouwkosten kunnen invloed hebben op het resultaat van lopende projecten. Het is dan ook zaak om ter beheersing van de risico’s die hieraan verbonden zijn de exploitatieberekeningen jaarlijks te actualiseren zodat tijdig eventuele noodzakelijke aanpassingen onderkend worden en kunnen worden bijgesteld.

Financieringslasten
Over het algemeen vormen de financieringslasten, of wel de rente een behoorlijke kostenpost binnen de grondexploitatie. Immers veelal gaan de kosten voor de baten uit. Doordat de kosten van met name grondverwerving bij langdurige projecten meestal ver voor de opbrengsten uitlopen, kunnen de rentekosten oplopen. Immers, indien sprake is van een boekwaarde waarbij de tot dan gemaakte kosten hoger zijn dan de tot dan gerealiseerde opbrengsten, is over het verschil rente verschuldigd die ten laste gaat van het exploitatieresultaat. Het is derhalve zaak om de kosten zo laat mogelijk te maken en te trachten de opbrengsten zo vroeg mogelijk te realiseren. Momenteel is de rekenrente voor de grondexploitaties laag waardoor het risico redelijk beperkt is.

Een andere rentetarief wat indirect raakvlakken heeft met de grondexploitatie is de hypotheekrente. Wanneer deze rente stijgt, kan dit een verminderde vraag naar woningbouw tot gevolg hebben. Indirect kan stijging van de hypotheekrente dus invloed hebben op het exploitatieresultaat van de grondexploitatie. Ook hiervoor geldt dat de hypotheekrente momenteel relatief laag is.

Doorrekening risicoscenario’s m.b.t. indirecte risico´s
Wanneer de indirecte risico’s zich voordoen heeft dit effect op alle lopende projecten. Om inzichtelijk te maken wat het financiële effect is van elk risico, zijn deze doorgerekend op de alle complexen. Het financiële effect betreft het verschil tussen de exploitatieberekening met in acht name van de door de raad vastgestelde parameters (zie hoofdstuk 2.4 van de Nota grondexploitatie 2024, het basisscenario) en de exploitatieberekening op eindwaarde waarbij het betreffende risico zich voordoet. Voor de toelichting op de risicocomponenten verwijzen we naar hoofdstuk 2.3 van de Nota grondexploitatie 2024.

In de tabel hieronder wordt weergegeven wat het effect is van een combinatie van deze risicocomponenten in een scenario waarin de rente met 1% stijgt, de kosten jaarlijks met 1% zullen stijgen terwijl de opbrengsten jaarlijks met slechts 1% zullen stijgen.  De grondexploitatieportefeuille is het meest gevoelig voor een nivellering van de opbrengsten. Een renteverhoging heeft overall een positief effect, omdat er sprake is van voornamelijk positieve resultaten. Een kostenstijging van 1 procentpunt bovenop de al ingerekende kostenstijging van 3% heeft een negatief effect van ca. € 1,1 miljoen. 

De grondexploitaties met een positief eindwaardesaldo kunnen deze risico's binnen het eigen resultaat opvangen. De grondexploitaties met een negatieve eindwaarde niet. Dit zijn Landgoed Driessen en De Rugt. Deze risico's zullen dan ook opgevangen moeten worden met de reserve Grondexploitatie. Dit risico is berekend op € 1.278.953. Wanneer de kosten met 2 procentpunt stijgen, de opbrengstenstijging 0% bedraagt en de rente 3,44% is (worst-case scenario),  dan bedraagt het risico voor de negatieve grondexploitaties ca. € 2.610.000. De stand van de reserve Grondexploitatie is met € 5 miljoen dan ook voldoende om dit risico te kunnen opvangen. 

Bedragen x € 1

RISICOPROFIEL GRONDEXPLOITATIE    
Risico-inschatting Totaal Opvangen met
Eindwaarde bij   Renteverhoging Opbrengstendaling Kostenstijging Eindwaarde reserve
Complex eindwaarde basisscenario +1% op basis -1% op basis +1% op basis bij risico's Grondexploitatie
38 Afbouw Haven I t/m VI   

  -663.933

-670.521 

  n.v.t. 

-660.568 

 -667.112 

 

39 Haven 8 West

 -3.441.845 

 -3.643.619 

 -3.420.231 

 -3.386.512 

 -3.565.847 

 

40 Insteekhaven

 -7.782.352 

 -7.916.406 

 n.v.t. 

 -7.587.628 

 -7.719.939 

 

41 Haven 8 Oost

 -23.328.601 

 -23.648.540 

 -22.241.039

 -22.936.129 

 -22.142.331 

 

24 Landgoed Driessen

 3.345.906 

 3.585.906 

 3.876.929 

 3.819.997 

 4.612.760 

 1.266.854 

50 Achter de Hoven

 -61.415 

 -61.958 

 n.v.t.  

 -58.880 

 -59.411 

 

81 Waesgeerd West

 -70.908 

 -81.077 

 n.v.t.  

 -67.466 

 -77.583 

 

83 De Rugt

 1.224.437 

 1.236.479 

 n.v.t.  

 1.224.495 

 1.236.536 

 12.099 

 

 -30.778.711 

 -31.199.736 

 -29.138.512 *

 -29.652.691 

 -28.382.927 

 1.278.953 

* Betreft de optelling van de complexen bij de opbrengstendaling en, indien niet van toepassing, de eindwaarde in het basisscenario. 

Algemene beschrijving projectspecifieke risico's 

Milieuwetgeving
De milieuwetgeving op het gebied van bodem, water, lucht en geluid veroorzaakt hoge kosten, die zijn weerslag kan hebben op de grondexploitaties. Op voorhand is moeilijk in te schatten hoe deze eisen zich verder zullen ontwikkelen. Wel is te verwachten dat de milieueisen in de toekomst alleen maar strenger worden. Vooral bij langlopende projecten kan de gemeente geconfronteerd worden met aangescherpte milieueisen, waardoor aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Recente voorbeelden hiervan zijn de discussies over luchtkwaliteit, fijnstof en externe veiligheid.
In het geval van bodemverontreiniging doet zich het probleem voor dat de aard en omvang vooraf meestal niet volledig is in te schatten. Ter beperking van dit risico is het van belang gedegen bodemonderzoek te verrichten op de te ontwikkelen locaties.

Zijn de kosten in het kader van milieuwetgeving niet te verhalen op derden, dan komen ze ten laste van de grondexploitatie. Als de grondexploitatie dit financieel niet kan dragen, moet er een weloverwogen besluitvorming plaatsvinden. Daarbij moet een eventueel financieel verlies worden afgewogen tegen het maatschappelijk belang van de voorgestane ontwikkeling. Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) in werking getreden. Hierin zijn drie resultaatsverplichtingen voor stikstofreductie wettelijk vastgelegd. Deels moeten deze maatregelen per provincie worden uitgewerkt in het Programma stikstofreductie en natuurverbetering. De stikstofregels hebben mogelijk gevolgen voor de lopende en toekomstige projecten. De wet- en regelgeving omtrent stikstof is sterk veranderd en schept nog steeds veel onzekerheid. Dat kan leiden tot vertraging in de realisatie van projecten vanwege de vergunningenstop, hogere kosten aan stikstofreducerende maatregelen of meer plan- en onderzoekskosten. Wij houden de wet- en regelgeving nauwlettend in de gaten. Wanneer er duidelijkheid is, kan hier direct naar gehandeld worden.

Wetgeving en procedures
Veranderende wetgeving of jurisprudentie kan van invloed zijn op de resultaten van de lopende projecten. Sommige veranderingen zijn te verwachten, bijvoorbeeld de invoering van de Omgevingswet. Echter het komt ook voor dat we gedurende het project geconfronteerd worden met bepaalde wetgeving en jurisprudentie.  Het gevolg kan zijn dat vooraf gecalculeerde planontwikkelingskosten beduidend hoger uitvallen.

Nadeelcompensatie
Aanvragen om vergoeding van nadeelcompensatie vormen een toenemend risico. Vooral bij binnenstedelijke ontwikkelingen nemen de verzoeken toe. Wanneer de gemeente grondeigenaar is van het te ontwikkelen gebied, wordt er vooraf een inventariserend onderzoek gedaan. Hierbij wordt een reële inschatting gemaakt van het nadeel voor omliggende percelen. Kosten van dit onderzoek en mogelijke nadeelcompensatie worden ten laste gebracht van de grondexploitatie of de Reserve grondexploitatie. Bij projecten waarbij de gemeente geen grondeigenaar is wordt een nadeelcompensatie afgewenteld op de initiatiefnemer. Hierdoor heeft de gemeente bij deze projecten nagenoeg geen nadelige financiële gevolgen van mogelijke nadeelcompensatie. 

Nadeelcompensatie staat op de lijst van de te verhalen kosten op derden binnen de kostenverhaalsregels van het Omgevingsplan.

Uitgifte in erfpacht
Reden voor uitgifte in erfpacht is om mee te denken in het financieringsvraagstuk voor bedrijven om ze op deze wijze toch een investeringsbeslissing te laten nemen. Ten opzichte van verkoop is en blijft uitgifte in erfpacht een risico voor de gemeente. Een erfpachter kan immers failliet gaat of betalingsproblemen hebben. In geval er wel rentelasten van de geactiveerde erfpachtgrond zijn maar geen ontvangen canon impliceert een en ander een deficit voor de gemeente. Desondanks kan de mogelijkheid van erfpacht leiden tot een hogere afzet van bedrijfsgrond wat vervolgens leidt tot een beter economisch klimaat met daaraan gekoppeld werkgelegenheid. De gemeenteraad heeft in het verleden besloten dat er terughoudend omgegaan moet worden met de uitgifte in erfpacht. Primair worden de gronden dus verkocht. Dit beleid ligt ook vast middels de Nota grondbeleid 2019-2023. 

Archeologische monumenten
Als er bij de ontwikkeling van een locatie een archeologisch monument wordt aangetroffen, dienen de kosten, indien deze niet verhaald kunnen worden op derden, ten laste van de grondexploitatie gebracht te worden. Gemeenten zijn met ingang van 2024 op grond van de Omgevingswet verplicht om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met in de bodem aanwezige en te verwachten archeologische overblijfselen. Voorheen werd dit geborgd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz).
De gemeenteraad heeft de geactualiseerde Erfgoedkaart met daarin de Archeologische beleidskaart vastgesteld op basis waarvan de noodzaak tot het verrichten van archeologisch onderzoek wordt bepaald.
Het is daarom vereist om, vooruitlopend op het in ontwikkeling brengen van een locatie met archeologische verwachtingswaarde, op basis van deze Archeologische beleidskaart, archeologisch onderzoek te verrichten. Naast de wettelijke plicht biedt dit de gemeente ook de mogelijkheid om bij te sturen naar aanleiding van het onderzoek.

Huidige economische situatie
In relatie tot een aantal hierboven geschetste risicofactoren, o.a. vastgoedmarkt, inflatie en rente, moet de gemeente Waalwijk ook anticiperen op de actuele economische situatie. Dit leidt er toe dat  een inflatiepercentage voor de kostenkant is vastgesteld van 3% en voor de opbrengsten van 2%. De toe te rekenen rente is middels de voorschriften BBV berekend op 1,44% vanaf 1 januari 2024.

Conclusies
  1. Om de hierboven opgesomde algemene risico’s zoveel mogelijk beheersbaar te houden worden jaarlijks de kostprijscalculaties van de grondexploitaties geactualiseerd. Uitgangspunt is dat sprake moet zijn van reële ramingen, de normale en algemene bedrijfsrisico’s inbegrepen;
  2. Gelijktijdig met het jaarrekeningproces wordt jaarlijks een totale bundel van de lopende grondexploitaties, facilitaire projecten en de materiele vaste activa  aan de raad ter goedkeuring voorgelegd. Eventuele verliezen worden hiermee tijdig inzichtelijk gemaakt. Voor de verliezen worden voorzieningen getroffen ten laste van de Reserve Grondexploitatie;
  3. Nieuwe exploitaties worden afzonderlijk ter goedkeuring aan de raad voorgelegd. Jaarlijks wordt een overzicht op hoofdlijnen van de afwijkingen ten opzichte van de laatst vastgestelde opzet vervaardigd en toegelicht;
  4. De directe risico’s worden, voor zover het positieve saldo op de grondexploitatie deze risico's niet (volledig) kan dragen, meegenomen bij de bepaling van het weerstandsvermogen.
  5. Voor indirecte risico’s geldt de Reserve Grondexploitatie als buffer. De buffer moet voldoende hoog zijn om deze risico’s te kunnen opvangen. Dit kan ertoe leiden dat het minimum van € 5 miljoen die andere jaren heeft gegolden, in de huidige tijd hoger moet zijn. Indien bij het jaarrekeningproces een saldo boven het vereiste minimum ontstaat, wordt het meerdere afgestort naar de Algemene Reserve.
Het kostenverhaal is gewaarborgd door toepassing te geven aan de mogelijkheden die de kostenverhaalsregels in de Omgevingswet biedt. Naast het private traject van de anterieure en de posterieure overeenkomsten met initiatiefnemers geldt het publieke spoor van kostenverhaal via de omgevingsvergunning als een vangnet om kosten te verhalen.

Complexen in uitvoering of in voorbereiding
Als actieve grondexploitaties zijn momenteel nog lopend: Landgoed Driessen, Afbouw Haven I t/m VI, Haven 8 West, Haven 8 Oost, Insteekhaven, Achter de Hoven, Waesgeerd-West en De Rugt. Binnen de  facilitaire complexen zijn Akkerlanen, Bloemenoordflats en Slachthuisterrein grote ontwikkelingen met voor de gemeente financiële belangen.  Een aantal plannen is in voorbereiding, waar de gemeente grondeigendom heeft en daarmee wordt verantwoord onder de materiele vaste activa: Scharlo-Maasoever, Landgoed Driessen fase II en Haven 8 Oost overig zijn daarbij de plannen met financiële impact. Een toelichting op deze plannen is opgenomen in de jaarrekening en in de Nota grondexploitatie 2024. 
Bedragen x € 1.000   *
Omschrijving kostensoort Totaal verantwoord t/m 2022 Verantwoord in 2023 Totaal verantwoord t/m 2023
Grondverwerving 77.102 28 77.130
Bouwrijp/woonrijp maken
- Kredieten 98.902 2.123 101.025
- Externe voorbereidings- en toezichtskosten
- Sectorkosten 444 444
Stortingen
- Bijdrage Fonds Bovenwijkse voorziening 4.998 4.998
- Bijdrage Ruimtelijke Kwaliteit 456 456
- Bijdrage Fonds Planschade 156 156
- Bijdrage Fonds Natte Haven 4.538 4.538
- Bijdrage Reserve Grondexploitatie 50.151 -315 49.836
- Voorfinanciering Parkmanagement 167 167
- Overige bijdragen 21.082 21.082
Plan-, beheers- en administratiekosten 29.083 802 29.885
Niet verrekenbare BTW 163 163
Overige kosten 4.539 4.539
Rentekosten 32.092 55 32.147
Totaal kosten (A) 323.873 2.693 326.566
Bijdragen (ontvangsten) 7.608 174 7.782
Totaal bijdragen (B) 7.608 174 7.782
Opbrengst gronden 310.053 4.873 314.926
Totaal opbrengsten © 310.053 4.873 314.926
Toaal saldo (A minus B minus C) 6.212 -2.354 3.858
* inclusief facilitair project Oudestraat 82-84

Toelichting

Terug naar navigatie - Toelichting

Grondverwerving
In 2023 is bij de grondexploitatie Insteekhaven de aankoop van stikstofrechten verantwoord bij grondverwerving.

Bouw- en woonrijp maken
Van de gemaakte kosten bouw- en woonrijp maken is een fors gedeelte binnen de complexen Landgoed Driesen, Haven 8 West, Haven 8 Oost en Waesgeerd-West verantwoord. Verder zijn er kosten gemaakt voor o.a. de complexen Insteekhaven, Afbouw Haven 1-6 en De Rugt.

Stortingen
Door de voorschriften vanuit de BBV met betrekking tot de tussentijdse winstneming, berekend op basis van de POC-methode, wordt er voortijdig winst genomen, maar kan het ook voorkomen dat winst moet worden teruggestort. Dit verloopt via de Reserve Grondexploitatie. Het betreft in 2023 voornamelijk de winstnemingen vanuit de complexen Waesgeerd West en Haven 8 oost.  Voor Landgoed Driessen is de volledige winstneming uit het verleden teruggedraaid. Het saldo van de stortingen in 2023 is daarmee ca. € 315.000 negatief. 

Plan- en beheerskosten
Binnen elk complex zijn plan- en beheerskosten gerealiseerd. Dit zijn voornamelijk de interne uren. Verder worden hier onder andere onderzoeken en externe advieskosten verantwoord. 

Rentekosten
Over de boekwaarde per begin boekjaar wordt door het grondbedrijf rente betaald/ontvangen. De boekwaarde wordt berekend door het totaal van de ontvangsten in mindering te brengen op het totaal van de uitgaven. In 2023 wordt gerekend met een percentage van 0,89% (begroot was 1%). In 2024 en in volgende jaren wordt gerekend met een percentage van 1,44%. 

Ontvangen bijdragen
Hierop worden incidentele bijdragen verantwoord. In 2023 betrof dit met name een exploitatiebijdrage binnen de grondexploitatie Landgoed Driessen. 

Opbrengst gronden
Binnen de complexen Haven 8 West en Landgoed Driessen zijn opbrengsten verantwoord.

Slot
In 2023 is voor ca. € 2.693.000 aan kosten gemaakt en voor ca. € 5.047.000 aan opbrengsten ontvangen. De totale boekwaarde (gerealiseerde kosten minus ontvangen opbrengsten) is daarmee gedaald van  € 6.212.161 naar € 3.858.646 per 31-12-2023.