Inleiding / ambitie
De treasuryfunctie ondersteunt de uitvoering van de programma's. Treasury gaat over de financiering van beleid en het aantrekken van het geld dat daarvoor nodig is.
1. Algemene ontwikkelingen / wat willen we bereiken
In 2022 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) de eerste renteverhoging doorgevoerd sinds 2011. Gedurende 2022 is de rente meermaals verhoogd. Deze ontwikkeling heeft zich voortgezet in 2023. De laatste verhoging van de rente was in september 2023. De rente is in recordtempo gestegen: van een negatieve stand in 2022 naar 4 procent in oktober 2023. De ECB verhoogde de rente in 2023 om de hoge inflatie tegen te gaan. Door een stijgende rente is het lastiger om geld te lenen. Dit remt de economische groei af, omdat er minder te besteden is.
Vanwege een dalende inflatie in het tweede halfjaar van 2023 gaat de ECB de rente in de eurozone niet verder verhogen. De ECB verwacht wel dat de inflatie vanaf december 2023, na maanden van daling, tijdelijk weer toeneemt. Dat komt volgens de ECB door het toenemende energiegebruik in de winter. Desondanks zijn er geen verdere maatregelen nodig. Volgens de ECB gaat de inflatie de komende jaren langzaam naar beneden. Verwacht wordt dat in 2025 het doel van gemiddeld 2 procent in de eurozone wordt gehaald. De inflatie ligt in 2023 nog op 5 procent gemiddeld. Dit is exclusief de gestegen kosten voor energie en levensmiddelen. Volgens de ECB is er wat lucht in de inflatie voor de eurozone gekomen. Een daling van de rente in 2024 wordt niet uitgesloten. Maar zolang als het nodig is wordt vastgehouden aan het huidige beleid.
De stijging van de beleidsrente door de ECB is in 2023 niet direct terug te zien in de rente die wij als gemeente in 2023 betalen voor een langlopende lening. Deze rente is in 2022 reeds fors gestegen. De rente voor een 10 jarige lineaire lening was begin 2023 ongeveer 3% en eind 2023 ongeveer 2,8%. De rente voor kortgeld is gestegen van 3% naar 4%. De verwachting is dat de rente voor zowel lang- als kortgeld in 2024 licht zal dalen. In de primaire begroting 2023 zijn wij uitgegaan van 2% rente voor langgeld en -0,5% voor kortgeld. In het voorjaarsbericht 2023 hebben we de rente voor kortgeld bijgesteld naar 2%. In het najaarsbericht hebben we de rentelasten wederom bekeken. Vanwege het doorschuiven van projecten was de financieringsbehoefte in 2023 in werkelijkheid lager dan primair geraamd. De totale rentelasten voor zowel lang- als kortgeld zijn toen incidenteel naar beneden bijgesteld. Voor de begroting 2024 hanteren we voor langgeld 3,25% en voor kortgeld 3,5%.
2. Financieringsbehoefte en leningenportefeuille / wat gaan we daarvoor doen
Door het jaar heen is de liquiditeitsplanning regelmatig bijgesteld. Dat hebben we onder andere gedaan aan de hand van het overzicht met de kasstromen van het grondbedrijf zoals dat voortvloeit uit de laatste nota grondexploitatie. En daarnaast worden grote investeringen gevolgd en geactualiseerd in de planning.
Bij het opstellen van de begroting 2023 is uitgegaan van een financieringsbehoefte van € 45 miljoen. In 2023 is één langlopende lening afgesloten van € 20 miljoen. En per ultimo 2023 is er sprake van een bedrag aan kasgeldleningen van € 0 en een positief banksaldo van bijna € 1,3 miljoen. De werkelijke financieringsbehoefte valt lager uit dan begroot. Dit verschil wordt met name veroorzaakt vanwege het doorschuiven van grote civieltechnische investeringen (IUP) en mutaties in de bouwgrondexploitaties.
Bedragen x € 1.000.000
Ontwikkeling leningenportefeuille |
|
Stand 01-01-2023 | 114,9 |
Nieuw aangetrokken vaste schuld | 20 |
Aflossingen | 15 |
Stand 31-12-2023 | 119,9 |
3. Rente / wat gaat het kosten
Aan de boekwaarde van investeringen wordt rente toegerekend via een rekenrente. In 2023 is een rekenrente gehanteerd van 1%. Het verschil tussen de toegerekende rente aan investeringen en de werkelijk betaalde rente leidt in 2023 tot een positief renteresultaat van € 154.118. Hiermee blijft het binnen de 25% afwijking die de notitie rente voorschrijft. Het schema van de rentetoerekening ziet er als volgt uit:
Bedragen x € 1
Renteschema | ||
a. De externe rentelasten over de korte en lange financiering | 2.742.174 | |
b. De externe rentebaten | -/- 378.868 | |
Totaal door te rekenen externe rente | 2.363.306 | |
c. De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend | -/- 55.288 | |
c. de rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | -/- 93.953 | |
149.241 | ||
Saldo door te rekenen rente | 2.214.065 | |
d1 Rente over eigen vermogen | 0 | |
d2 Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde) | 0 | |
De aan taakvelden (programma's inclusief overzicht Overhead) toe te rekenen rente | 2.214.065 | |
e. De werkelijk aan taakvelden (programma's inclusief overzicht Overhead) toegerekende rente (renteomslag) | -/- 2.368.183 | |
f. Renteresultaat op het taakveld treasury | 154.118 |
Integraal gefinancierde activa | 238.375.378 |
Renteomslagpercentage (integraal gefinancierde activa / de aan taakvelden toe te rekenen rente) | 0,93% |
Renteomslagpercentage gehanteerd in 2023 | 1,00% |
Percentage teveel verdeelde rente in 2023 | 0,07% |
4. Risicobeheer
Binnen het treasurybeleid staat het risicobeheer voorop en maakt toekomstige risico’s inzichtelijk en beheersbaar. Hierdoor is het mogelijk deze te vermijden, te verminderen, te beperken of te spreiden. Uitgangspunten hierbij zijn dat de treasuryfunctie slechts wordt uitgevoerd uit hoofde van de publieke taak en nadrukkelijk geen bankachtige activiteiten mag worden ontplooid met het oogpunt om geld te verdienen. Door verplicht schatkistbankieren is het voor gemeenten alleen nog mogelijk om geld bij het Rijk of andere openbare lichamen (bijvoorbeeld andere gemeenten) uit te zetten.
Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is het maximum aan gemiddelde netto vlottende schuld dat een gemeente in een kwartaal mag hebben. Bij netto vlottende schuld gaat het om financieringen met een looptijd korter dan 1 jaar.
De minister heeft de kasgeldlimiet op 8,5% van het begrotingstotaal vastgesteld. Voor Waalwijk was dat in 2023 afgerond € 14,9 miljoen. Waar mogelijk hebben we getracht steeds zoveel mogelijk te profiteren van het renteverschil met lang geld door maximaal gebruik te maken van de kasgeldlimiet. In 2023 is de kasgeldlimiet niet overschreden:
Berekening (bedragen x € 1.000)
Vlottende schuld | Vlottende middelen | Netto vlottend (+) of Overschot middelen (-) | |
kwartaal 1 | 5.002 | 3.392 | 1.610 |
kwartaal 2 | 5.502 | 5.388 | 114 |
kwartaal 3 | 202 | 1.785 | -1.583 |
kwartaal 4 | 2 | 1.667 | -1.665 |
gemiddeld | 2.677 | 3.058 | -381 |
Variabelen | Bedragen | ||
Benutting kasgeldlimiet (KGL) |
ruimte onder de KGL
|
15.288 |
|
Berekening kasgeldlimiet |
Begrotingstotaal Percentage regeling |
175.379 8,5 |
|
Kasgeldlimiet | 14.907 |
Bedragen x € 1.000 | 2023 |
Begrotingstotaal | 175.379 |
Het bij ministeriële regeling vastgestelde percentage | 20% |
Renterisiconorm | 35.076 |
Renterisico op vaste schuld | 15.024 |
Ruimte (+) / Overschrijding (-) | 20.052 |
Schatkistbankieren
Schatkistbankieren houdt in dat tegoeden van decentrale overheden worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor hoeft het Rijk minder geld te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen. Op basis van ons begrotingstotaal 2023 mochten we gemiddeld per dag afgerond € 3,5 miljoen (2% van begrotingstotaal) aan overtollige middelen aanhouden. Het eventuele meerdere aan overtollige middelen moeten we afromen en onderbrengen bij de Nederlandse schatkist. Hiervoor krijgen we een vergoeding die gelijk is aan de rente die het Rijk betaalt op leningen die ze op de markt aangaat. De gemeente Waalwijk had op 1 januari 2023 geen middelen in de schatkist staan. Gedurende het jaar zijn liquiditeitsoverschotten in de schatkist gezet en op een later moment weer onttrokken. Door het plaatsen van de tijdelijke liquiditeitsoverschotten in de schatkist heeft de gemeente Waalwijk in 2023 € 201.000 aan rente ontvangen. Tijdelijke liquiditeitsoverschotten ontstaan bijvoorbeeld op het moment dat er veel belastingopbrengsten binnen komen of bij grondverkopen. Het saldo van de schatkist bedroeg op 31 december 2023 € 0,00.
Wet Houdbare overheidsfinanciën / EMU-saldo
Het doel van de Wet houdbare overheidsfinanciën (wet Hof) is er voor te zorgen dat Nederland voldoet aan de binnen Europa afgesproken norm van maximaal 3% tekort op de begroting. De 3%-norm is daarbij door vertaald naar een aandeel voor de decentrale overheden. Het Rijk hanteert een zogenaamde 'macronorm' voor de drie decentrale overheden gezamenlijk. Indien de norm wordt overschreden dan kan dit leiden tot sancties.
In 2022 is de norm niet overschreden. De overheid realiseerde over 2022 een licht overschot van 0,1 miljard euro. De miljoenennota 2024 gaat uit van een tekort van 16,4 miljard euro voor heel 2023, oftewel 1,6 procent van het bbp. Het daadwerkelijke percentage over 2023 zal nog blijken uit het financieel jaarverslag van het Rijk. Voor het kabinet is er geen aanleiding om in te zoomen op sectoren (en dus ook niet op individuele overheden) zolang de norm voor de decentrale overheden als geheel niet wordt overschreden.