Paragraaf 4. Financiering (en treasury)

Paragraaf Financiering (en treasury)

Terug naar navigatie - Paragraaf Financiering (en treasury)

Paragraaf Financiering (treasury)

De financieringsparagraaf biedt inzicht in de wijze waarop de financieringsfunctie binnen de gemeente Waalwijk wordt uitgevoerd. Dit betreft alle activiteiten die te maken hebben met het beheersen en optimaliseren van de inkomende en uitgaande geldstromen, de liquiditeiten, de financiering van investeringen en het beheersen van financiële risico’s binnen het treasurybeleid. Het gevoerde treasury management binnen deze functie vindt zijn basis in het ‘Treasurystatuut 2018’ en vormt het kader voor de uitvoering van het financiële beleid, de publieke taken en geeft waarborgen voor de financiële continuïteit van de gemeente op korte en lange termijn.

1.    Algemene ontwikkelingen

Vanaf juli 2022 verhoogde de ECB (Europese Centrale Bank) de rente in tien stappen naar 4%. Doel was om de economie af te laten koelen en zo de torenhoge inflatie naar beneden te krijgen. Prijzen waren omhooggeschoten in de nasleep van de pandemie en de Russische inval in Oekraïne. In juni 2024 besloot de ECB om de beleidsrente met een kwart procentpunt te verlagen naar 3,75%. De ECB kijkt naar de inflatie in de hele eurozone. Als die voldoende richting het doel van 2% beweegt, kan de rente omlaag. Volgens de ECB-ramingen zal de inflatie tot eind 2024 nog schommelingen vertonen rond de 2,5%, maar neemt deze daarna af richting de 2,2% in 2025 en 1,9% in 2026. Naar verwachting zullen er in 2024 nog twee renteverlagingen van de ECB volgen en zal de beleidsrente uitkomen op 3,25% eind 2024.

De rente die banken aan mensen en bedrijven bieden, wordt sterk beïnvloed door de rentetarieven van de ECB. Als de ECB de rente aanpast, verandert de rente op leningen en spaargeld daarom meestal in ongeveer dezelfde zin. De verlaging van de beleidsrente met een kwart procentpunt in juni 2024 zien we ook terug in de rente die wij als gemeente betalen voor een lening. De rente voor een 10 jarige lineaire lening was voor de renteverlaging 3,30% en is daarna gezakt naar 3,05%. De rente voor kortgeld is gedaald van 4,03% naar 3,83%.

2.    Financieringsbehoefte en leningenportefeuille

De voorbereiding en de ontwikkeling van nieuwe investeringen en de besteding daarvan zijn volop in beweging en hebben invloed op het aantrekken van nieuwe geldleningen. In de prognosebalans is een overzicht weergegeven van de nieuw af te sluiten geldleningen. Afhankelijk van de financieringsbehoefte zullen nieuwe geldleningen worden aangetrokken en de rente die hiermee is gemoeid, is in de begroting opgenomen. Hierbij is op voorhand al rekening gehouden met eventuele vertragingen binnen de investeringen.

Bedragen x € 1.000
ACTIVA per 31 december
Realisatie Begroting
Omschrijving 2023 2024 2025 2026 2027 2028
Vaste activa:
Materiële en immateriële vaste activa 241.959 225.736 259.700 270.601 294.087 331.551
Financiele vaste activa (kapitaalverstrekking) 14.369 14.261 14.152 14.043 13.934 13.824
Financiele vaste activa (overige langl. Leningen) 8.459 8.266 8.055 7.840 7.623 7.403
Vlottende activa:
Voorraden (Grex) -591 12.067 -12.270 -33.918 -31.759 -29.422
Overige vlottende activa, uitzettingen < 1 jaar 13.810 12.000 10.000 10.000 10.000 10.000
Liquide middelen 1.609 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Overlopende activa 4.393 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000
Totaal 284.008 277.330 284.637 273.566 298.885 338.356
PASSIVA per 31 december
Realisatie Begroting
Omschrijving 2023 2024 2025 2026 2027 2028
Vaste Passiva:
Eigen vermogen:
- Algemene reserve 30.534 22.123 20.973 20.456 20.456 20.456
- Bestemmingsreserves 72.571 78.310 75.976 73.650 71.848 70.116
- Nog te bestemmen resultaat 8.327 0 0 0 0 0
Voorzieningen 12.140 17.050 17.330 17.078 16.689 16.299
Waarborgsommen 0 0 0 0 0 0
Langlopende leningen (bestaande portefeuille) 120.843 118.316 105.426 93.436 82.515 72.910
Nog af te sluiten leningen (lang geld) 0 10.000 27.000 34.000 72.000 123.000
Vlottende passiva:
Vlottende schulden < 1 jaar 9.590 11.531 17.932 14.946 15.377 15.575
Overlopende passiva 30.003 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000
Totaal 284.008 277.330 284.637 273.566 298.885 338.356

3.    Rente

De BBV-voorschriften (Besluit  Begroting en Verantwoordding) schrijven voor dat we inzicht geven in de rentelasten, het renteresultaat, de financieringsbehoefte en de manier waarop we rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden toerekenen. In onderstaande tabel wordt dit weergegeven.

Financieringspositie, balans per 31 december
Bezit Vermogen
2024 2025 2024 2025
Activa integraal gefinancierd 234.728.860 268.716.945 Eigen vermogen 100.433.109 96.948.956
Activa project gefinancierd 13.534.555 13.189.748 Voorzieningen 17.049.686 17.330.053
Grondexploitatie 12.067.364 -12.270.229 Geldleningen 142.847.984 155.357.455
Totaal 260.330.779 269.636.464 Totaal 260.330.779 269.636.464
Te financieren 2025 Financiering 2025
Boekwaarde Rente Leningen Rente
Totaal activa 269.636.464 Totaal staat E 118.315.632 2.615.182
Projectgefinancierd: Transitorische rente -123.906
Ontsluitingweg Spranckelaer 2013/005 -179.175 -2.935 Financieringstekort 37.041.823 1.212.875
Leningen woningbouw -4.721.102 -110.435
W.v.Oranje college lening -8.054.512 -103.327
Bedrijfsgebouwen en terreinen -234.959 -3.640
Integraal gefinancierd 256.446.716 Totaal 155.357.455 3.704.151
Renteposten Rentetoerekening
Externe rente 3.443.716 a. Externe rentelasten over de korte en lange financiering 3.704.151
Percentage externe rente 2,22% b. Externe rentebaten over de korte en lange financiering -260.435
Rente eigen vermogen n.v.t. Saldo rentelasten en rentebaten 3.443.716
Rentepercentage grondexploitaties faciliterend 1,42% c1. Rentelasten facilitaire grondexploitaties (kostenverhaal) 0
Rente grondexploitaties faciliterend 0 c2. Rentelasten projectfinanciering -220.337
Percentage activa projectgefinancierd diversen c3. Rentebaten van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (= projectfinanciering) 110.435
Rente activa projectgefinancierd -220.337 Aan taakvelden toe te rekenen externe rente 3.333.814
Rentepercentage voorzieningen op contante waarde n.v.t. d1. Rente over eigen vermogen n.v.t.
Rente voorzieningen contante waarde 0 d2. Rente over voorzieningen 0
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente 3.333.814
e. De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) 3.184.495
f. Renteresultaat op taakveld Treasury -149.319
Integraal gefinancierde activa per 1-1-2025 246.796.224
Renteomslagpercentage 1,35%
Renteomslagpercentage afgerond, welke wordt gehanteerd in de begroting 2025 1,25%
Percentage te weinig verdeelde rente -0,10%
Te weinig verdeelde rente -248.861

De omslagrente voor 2025 is berekend op 1,35% en hebben we naar beneden afgerond en vastgesteld op 1,25%. Bij de verdeling van de externe rente naar de verschillende taakvelden ontstaat een negatief renteresultaat (verschil tussen toegerekende rente en de werkelijk betaalde rente) van afgerond € 149.000. Het rentenadeel blijft binnen de 25% afwijking die de notitie rente voorschrijft en staat binnen de programmabegroting opgenomen op het taakveld treasury.

In de begroting hanteren we een rente voor kortlopende leningen (≤ 1 jaar) en een rente voor langlopende leningen (> 1 jaar). Op basis van de verwachte renteontwikkeling van een viertal grote banken is een inschatting gemaakt van de te hanteren rente in 2025. Deze renteontwikkeling laat in 2025 een lichte daling zien van de kapitaalmarktrente. Zodoende wordt in 2025 voor kortgeld gerekend met 3,75% en voor langgeld 2,75%.

4.    Risicobeheer

Binnen het treasurybeleid staat het risicobeheer voorop en maakt toekomstige risico’s inzichtelijk en beheersbaar. Hierdoor is het mogelijk deze te vermijden, te verminderen, te beperken of te spreiden. Uitgangspunten hierbij zijn dat de treasuryfunctie slechts wordt uitgevoerd uit hoofde van de publieke taak en nadrukkelijk geen bankachtige activiteiten mag worden ontplooid met het oogpunt om geld te verdienen. Door verplicht schatkistbankieren is het voor gemeenten alleen nog mogelijk om geld bij het Rijk of andere openbare lichamen (bijvoorbeeld andere gemeenten) uit te zetten.

Kasgeldlimiet
De renterisico’s die de gemeente kan lopen zijn begrensd tot de normen van de kasgeldlimiet genoemd in de Wet financiering decentrale overheden. De kasgeldlimiet is het maximum aan gemiddelde netto vlottende schuld dat een gemeente in een kwartaal mag hebben. Bij een netto vlottende schuld gaat het om financieringen met een looptijd korter dan 1 jaar. De kasgeldlimiet is op 8,5% van het begrotingstotaal vastgesteld. Voor Waalwijk is dat in 2025 afgerond € 18,2 miljoen. Bij een overschrijding zal op basis van de financiële positie en liquiditeitenplanning een nieuwe langlopende lening worden aangetrokken.

Renterisiconorm
De renterisco’s op de vaste schuld zijn begrensd tot de normen van de renterisiconorm genoemd in Wet financiering decentrale overheden. Bij het bepalen van de duur van de geldleningen die we aantrekken moeten we rekening houden met deze norm. De renterisiconorm heeft als doel om het renterisico bij de herfinanciering van langlopende geldleningen te beheersen. Het renterisico wordt daarbij bepaald als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Het is van belang dat renteherzieningen en aflossingen in de tijd gespreid zijn. De renterisiconorm is vastgesteld op 20% van het begrotingstotaal. Dat is voor Waalwijk in 2025 afgerond € 42,9 miljoen. Dit is het bedrag dat we in 1 jaar maximaal mogen herfinancieren op langlopende leningen. In 2025 bedragen de aflossingen € 12,9 miljoen. Hiermee blijven we ruim onder de renterisiconorm. Ook meerjarig voldoen we aan de norm.

Schatkistbankieren
Gemeenten zijn verplicht om overtollige liquide middelen uitsluitend bij het Rijk of andere decentrale overheden onder te brengen. Het drempelbedrag wat hiervoor geldt, is 2% van het begrotingstotaal. Op basis van het begrotingstotaal mag de gemeente Waalwijk gemiddeld per dag afgerond € 4,3 miljoen aan overtollige middelen aanhouden. Het eventuele meerdere aan overtollige middelen moet verplicht worden overgeboekt naar de Nederlandse schatkist. Hiervoor wordt een vergoeding ontvangen die gelijk is aan de rente die het Rijk betaalt op leningen die ze op de markt aangaat. De verwachting is dat de gemeente Waalwijk beperkte tijdelijke liquiditeitsoverschotten heeft in 2025.

Overige risico’s
Overige risico’s zijn valuta- en liquiditeitsrisico’s. Geldleningen worden verstrekt, aangetrokken of gegarandeerd in Euro’s, zodoende lopen we geen valutarisico. Het liquiditeitsrisico wordt zoveel mogelijk beperkt door een korte termijn liquiditeitenplanning aan te houden met een looptijd van 1 jaar en voor een meerjarige liquiditeitenplanning een looptijd van minimaal 4 jaar.


5.    Wet Houdbare overheidsfinanciën / EMU-saldo

Het doel van de Wet houdbare overheidsfinanciën (wet Hof) is er voor te zorgen dat Nederland voldoet aan de binnen Europa afgesproken norm van maximaal 3% tekort op de begroting. Dit wordt het EMU-saldo (Europese Monetaire Unie) genoemd. De 3%-norm is daarbij door vertaald naar een aandeel voor de decentrale overheden. Het Rijk hanteert een zogenaamde 'macronorm' voor de drie decentrale overheden gezamenlijk. Indien de norm wordt overschreden, dan kan dit leiden tot sancties.

Het EMU-saldo wordt in de Voorjaarsnota 2024 van het Rijk voor 2024 geraamd op 2,5% van het bbp (bruto binnenlands product). Dit is iets gunstiger dan de raming in de Miljoenennota 2024. Deze verbetering komt voor een deel doordat de planning van meerjarige uitgaven naar latere jaren is geschoven, waardoor deze middelen later tot besteding komen. Dit betekent ook dat deze uitgaven doorwerken in het EMU-saldo in latere jaren. De verwachting is dat het EMU-saldo in 2025 uitkomt op 2,8%. 

Zolang de norm niet wordt overschreden, worden er geen sancties uitgevoerd. Indien dit wel het geval is, dan kan de Raad van de Europese Unie een EU-lid die zich niet aan de afspraken houdt hierop aanspreken en aangeven dat het zijn inkomsten en uitgaven dient aan te passen. De Raad kan tevens een boete opleggen. Een dergelijke boete kan door de Nederlandse overheid worden doorberekend aan de decentrale overheden. Voor gemeenten betekent dit dat zij dan op de algemene uitkering van het gemeentefonds worden gekort.