Paragraaf Financiering (en treasury)

Financiering (en treasury)

Terug naar navigatie - Financiering (en treasury)

Inleiding / ambitie

De treasuryfunctie ondersteunt de uitvoering van de programma's. Treasury gaat over de financiering van beleid en het aantrekken van het geld dat daarvoor nodig is.

1. Algemene ontwikkelingen / wat willen we bereiken
De wereldwijde Coronapandemie zorgde ervoor dat de publieke sector rentes ook in het afgelopen jaar bleven staan op historische diepten. Veel centrale banken hebben ter ondersteuning van de economie ongekende hoeveelheden aan liquide middelen in de economie gepompt. In tal van sectoren kwam het leven nagenoeg tot stilstand in verband met lock-downs en reis- en uitgaansverboden. De economie werd met tijdelijke stimuleringsregelingen ondersteund. Wereldwijd zijn als gevolg daarvan de schulden met ongekende hoeveelheden opgelopen.  Aan het einde van 2021 was sprake van het significant oplopen van de inflatie, zelfs tot historische hoogten.  Voor 2022 wordt een inflatie verwacht van circa 4% en voor 2023 wordt circa 2½% verwacht. De mildere omicron-variant van het coronavirus zorgt voor versoepelingen en een opleving van de economie. De aflossing van de extra opgelopen schulden wordt vooralsnog op het bordje gelegd van toekomstige generaties. 

De Nederlandse overheid en daarmee de decentrale overheden profiteerden gedurende het jaar 2021 eveneens van de lage rente. In heel 2021 waren de tarieven voor 1-maands kasgeld circa -0,55% en voor rekening-courant krediet circa -0,45%. Voor 10-jaars fixe leningen lagen de tarieven vrijwel steeds onder de 0%. Kort financieren bleef voordelig en naar verwachting blijft dit voorlopig ook nog aantrekkelijk.

2. Financieringsbehoefte en leningenportefeuille / wat gaan we daarvoor doen
We hebben de liquiditeitsplanning regelmatig bijgesteld. Dat hebben we onder andere gedaan aan de hand van het overzicht met de kasstromen van het grondbedrijf zoals dat voortvloeit uit de laatste nota grondexploitatie.

Laatstelijk bij het opstellen van deze paragraaf bij de begroting 2022 (augustus 2021) werd voor 2021 nog uitgegaan van een financieringsbehoefte van € 30 miljoen. Gedurende 2021 behoefden er geen langlopende leningen te worden afgesloten. Per ultimo 2021  is er sprake van een bedrag aan  kasgeldleningen van € 9 miljoen en een positief banksaldo van € 155.000. De aantrekkende grondverkopen, in het bijzonder de verkoop van één bedrijfsterrein, alsmede het verdere uitstel van een aantal projecten waren debet aan de uiteindelijke lagere financieringsbehoefte.

Liquiditeitsplanning

In de volgende tabel laten we een doorkijk zien van de liquiditeitsplanning op basis van de gegevens per 1 januari 2022. De behoefte ontstaat na rekening te hebben gehouden met de (grotendeels) nog te realiseren volgende projecten: Gebiedsontsluiting Oostelijke Langstraat (2022 t/m 2024) en de insteekhaven (2022 t/m 2024). De financiële middelen die benodigd zijn voor investering zijn toegenomen t.o.v. de eerder in de begroting weergegeven bedragen. Dit is te verklaren door een actualisatie van de grotere projecten. Hierbij kan gedacht worden aan de Gebiedsontsluiting Oostelijke Langstraat, de insteekhaven, de sporthal Waspik, IUP en schoolgebouwen.

Bedragen x € 1.000

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

Exploitatierekening

-4.300      

Investeringen

43.500 22.900 13.600 7.200

Grondexploitatie

-13.200 -16.100 -2.600 -3.600

Aflossing leningen

14.300 13.500 11.700 11.100

Financieringsbehoefte

40.300 20.300 22.700 14.700

Uit bovenstaande tabel blijkt dat onze financieringsbehoefte hoger is dan de aflossing van de bestaande leningen. Hierdoor stijgt de totale schuld. De lasten hiervan zijn uiteraard steeds afgedekt binnen de begroting.

Schuldpositie

Bedragen x € 1.000 

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

Totale schuld *

128.200 154.200 161.000 172.000 175.600

* Langlopende leningen en kasgeld

3. Rente / wat gaat het kosten

De BBV-voorschriften schrijven voor dat we inzicht geven in de rentelasten, het renteresultaat, de financieringsbehoefte en de manier waarop we rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden toerekenen. Onderstaand schema voorziet in dit inzicht.

Bedragen  x € 1 

Renteschema     
a. De externe rentelasten over de korte en lange financiering   2.592.909
b. De externe rentebaten   -/- 163.592
Totaal door te rekenen externe rente   2.429.316
c. De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend -/- 170.613  
c. de rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend -/- 139.753  
    310.366
Saldo door te rekenen rente   2.118.950
     
d1 Rente over eigen vermogen   0
d2 Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde)   0
De aan taakvelden (programma's inclusief overzicht Overhead) toe te rekenen rente   2.118.950
     
e. De werkelijk aan taakvelden (programma's inclusief overzicht Overhead) toegerekende rente (renteomslag)   -/- 2.299.072
f. Renteresultaat op het taakveld treasury   180.122

Indicatoren

4. Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is het maximum aan gemiddelde netto vlottende schuld dat een gemeente in een kwartaal mag hebben. Bij netto vlottende schuld gaat het om financieringen met een looptijd korter dan 1 jaar.
De minister heeft de kasgeldlimiet op 8,5% van het begrotingstotaal vastgesteld. Voor Waalwijk was dat in 2021 afgerond € 14 miljoen. Waar mogelijk hebben we getracht steeds zoveel mogelijk te profiteren van het renteverschil met lang geld door maximaal gebruik te maken van de kasgeldlimiet.
In 2021 is, met uitzondering van de eerste drie kwartalen (volgens de spelregels mag dit voor maximaal twee opeenvolgende kwartalen), geopereerd binnen de kasgeldnorm:

Berekening (bedragen x € 1.000)

  Vlottende schuld Vlottende middelen Netto vlottend (+) of Overschot middelen (-)
kwartaal 1 18.406 1.479 16.927
kwartaal 2 23.176 1.017 22.159
kwartaal 3 23.718 718 23.000
kwartaal 4 12.727 7.611 5.117
gemiddeld 19.506 2.706 16.800
  Variabelen Bedragen
Benutting kasgeldlimiet (KGL)

ruimte onder de KGL

overschrijding van de KGL

 

2.685

Berekening kasgeldlimiet

Begrotingstotaal

Percentage regeling

166.059

8,5

  Kasgeldlimiet 14.115
5. Renterisiconorm
De renterisiconorm begrenst de rentegevoeligheid van de vaste schuldpositie van de gemeente. Het renterisico wordt bepaald door de som van het bedrag aan aflossing en het bedrag aan renteherziening op de vaste schuld. De renterisiconorm bedraagt 20% van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar. Dit houdt in dat maximaal 20% van het totaal van de begroting aan rentegevoeligheid onderhevig mag zijn. Voor Waalwijk is de norm € 33 miljoen. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, voldoet Waalwijk ruimschoots aan de norm.
 
Bedragen x € 1.000 2021 2022 2023 2024
Begrotingstotaal 166.059 166.059 166.059 166.059
Het bij ministeriële regeling vastgestelde percentage 20 20 20 20
Renterisiconorm 33.211 33.211 33.211 33.211
         
Toets Renterisiconorm        
Renterisiconorm 33.211 33.211 33.211 33.211
Renterisico op vaste schuld 22.924 17.717 16.667 12.934
Ruimte (+) / Overschrijding (-) 10.287 15.494 16.544 20.277
 

6. Schatkistbankieren
Schatkistbankieren houdt in dat tegoeden van decentrale overheden worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor hoeft het Rijk minder geld te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen.
Op basis van ons begrotingstotaal 2021 mochten we gemiddeld genomen per dag, gedurende het eerste halfjaar, afgerond maximaal € 1.2 miljoen (0,75% van begrotingstotaal) aan overtollige middelen aanhouden; met ingang van het tweede halfjaar was dit maximaal € 3.3 miljoen per dag (2% van begrotingstotaal) . Het eventuele meerdere aan overtollige middelen moeten we afromen en onderbrengen bij de Nederlandse schatkist. Hiervoor krijgen we een vergoeding die gelijk is aan de rente die het Rijk betaalt op leningen die ze op de markt aangaat. Gelet op onze kaspositie in 2021 hebben we geen middelen ondergebracht bij de schatkist.

7. Wet HOF/EMU-saldo
Het doel van de Wet HOF is er voor te zorgen dat Nederland voldoet aan de binnen Europa afgesproken norm van maximaal 3% tekort op de begroting. De 3%-norm is daarbij door vertaald naar een aandeel voor de decentrale overheden. Het Rijk hanteert een zogenaamde 'macronorm' voor de drie decentrale overheden gezamenlijk.
Voor het kabinet is er geen aanleiding om in te zoomen op sectoren (en dus ook niet op individuele overheden) zolang de norm voor de decentrale overheden als geheel niet wordt overschreden. Daarom worden er alleen nog indicatieve referentiewaarden voor individuele overheden bepaald.