Paragraaf 4. Financiering (en treasury)

Paragraaf Financiering (en treasury)

Terug naar navigatie - Paragraaf 4. Financiering (en treasury) - Paragraaf Financiering (en treasury)

Paragraaf Financiering (treasury)

De financieringsparagraaf biedt inzicht in de wijze waarop de financieringsfunctie binnen de gemeente Waalwijk wordt uitgevoerd. Dit betreft alle activiteiten die te maken hebben met het beheersen en optimaliseren van de inkomende en uitgaande geldstromen, de liquiditeiten, de financiering van investeringen en het beheersen van financiële risico’s binnen het treasurybeleid. Het gevoerde treasury management binnen deze functie vindt zijn basis in het ‘Treasurystatuut 2018’ en vormt het kader voor de uitvoering van het financiële beleid, de publieke taken en geeft waarborgen voor de financiële continuïteit van de gemeente op korte en lange termijn.

1.    Algemene ontwikkelingen

Vanaf september 2024 verlaagde de ECB (Europese Centrale Bank) de rente in zeven stappen van 3,50% naar het huidige (peildatum 5 augustus 2025) percentage 2.00%. Analisten verwachten dat de rente tot een niveau tussen de 1,50% en 1,75% uitkomt aan het einde van 2025. Dit betekent dat er nog zeker één tot twee verlagingen van telkens 0,25 procentpunt kunnen volgen, vooral als de inflatie laag blijft. De inflatieverwachting voor heel 2025 is nu gemiddeld 2,0%. De Europese Centrale Bank (ECB) wil de economie meer ondersteunen, vooral omdat de economische vooruitzichten onzeker zijn geworden door de handelsoorlog die de Amerikaanse president Donald Trump wereldwijd heeft ontketend. De ECB vreest vooral dat consumenten en bedrijven onzeker worden, en daarom minder gaan uitgeven.

De rente die banken aan mensen en bedrijven bieden, wordt sterk beïnvloed door de rentetarieven van de ECB. Als de ECB de rente aanpast, verandert de rente op leningen en spaargeld daarom meestal in ongeveer dezelfde zin. De verlagingen van de beleidsrente zien we ook terug in de rente die wij als gemeente betalen voor een lening. De rente voor een 10 jarige lineaire lening was voor de renteverlaging 3,25% en is daarna licht gezakt naar 3,05%. De rente voor kortgeld is gedaald van  3,83%. naar 2,05%.

2.    Financieringsbehoefte en leningenportefeuille 

De voorbereiding en de ontwikkeling van nieuwe investeringen en de besteding daarvan zijn volop in beweging en hebben invloed op het aantrekken van nieuwe geldleningen. In de prognosebalans is een overzicht weergegeven van de nieuw af te sluiten geldleningen. Afhankelijk van de financieringsbehoefte zullen nieuwe geldleningen worden aangetrokken en de rente die hiermee is gemoeid, is in de begroting opgenomen. Hierbij is op voorhand al rekening gehouden met eventuele vertragingen binnen de investeringen.

Bedragen x € 1.000
ACTIVA per 31 december
Realisatie Begroting
Omschrijving 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Vaste activa:
Materiële en immateriële vaste activa 260.331 286.117 286.439 313.034 374.745 376.682
Financiele vaste activa (kapitaalverstrekking) 15.312 15.863 15.753 15.644 15.534 15.425
Financiele vaste activa (overige langl. Leningen) 8.266 8.055 7.840 7.623 7.403 7.181
Vlottende activa:
Voorraden (Grex) -1.978 6.530 16.559 -8.728 -32.795 -30.882
Overige vlottende activa, uitzettingen < 1 jaar 15.908 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000
Liquide middelen 2.074 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Overlopende activa 7.585 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000
Totaal 307.498 331.565 341.591 342.573 379.887 383.406
Bedragen x € 1.000
PASSIVA per 31 december
Realisatie Begroting
Omschrijving 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Vaste Passiva:
Eigen vermogen:
- Algemene reserve 24.842 19.898 18.978 18.558 17.818 16.678
- Bestemmingsreserves 78.658 86.301 82.923 80.884 79.558 78.039
- Nog te bestemmen resultaat 7.755 0 0 0 0 0
Voorzieningen 13.026 20.745 22.095 22.211 21.893 21.376
Waarborgsommen 0 0 0 0 0
Langlopende leningen (bestaande portefeuille) 138.316 144.876 130.886 117.965 106.360 96.253
Nog af te sluiten leningen (lang geld) 16.745 43.709 59.955 111.258 128.060
Vlottende passiva:
Vlottende schulden < 1 jaar 18.214 23.000 23.000 23.000 23.000 23.000
Overlopende passiva 26.687 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000
Totaal 307.498 331.565 341.591 342.573 379.887 383.406

3.    Rente

De BBV-voorschriften (Besluit  Begroting en Verantwoordding) schrijven voor dat we inzicht geven in de rentelasten, het renteresultaat, de financieringsbehoefte en de manier waarop we rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden toerekenen. In onderstaande tabel wordt dit weergegeven.

Begroting 2026 Schema rente toerekening (renteomslag)
Financieringspositie, balans per 31 december
Bezit Vermogen
2025 2026 2025 2026
Activa integraal gefinancierd 294.172.000 297.190.297 Eigen vermogen 106.199.000 101.901.000
Activa project gefinancierd 15.863.000 12.841.703 Voorzieningen 20.745.000 22.095.000
Grondexploitatie 6.530.000 16.559.000 Geldleningen 161.621.000 174.595.000
Vlottende en overlopende activa 15.000.000 15.000.000 Vlottende en overlopende passiva 43.000.000 43.000.000
Totaal 331.565.000 341.591.000 Totaal 331.565.000 341.591.000
Te financieren 2026 Financiering 2026
Boekwaarde Rente Leningen Rente
Totaal vaste activa incl. grondexpl. 326.591.000 Totaal staat E 130.886.000 3.163.943
Projectgefinancierd: Transitorische rente -104.068
Financieringstekort:
Ontsluitingweg Spranckelaer 2013/005 -162.434 -2.688
Leningen woningbouw -4.611.940 -110.206 Rente kasgeld 381.000
W.v.Oranje college lening -7.840.186 -100.681 Financieringstekort 43.709.000 1.016.620
Bedrijfsgebouwen En Pand Reigerbosweg 12 2020/003 -227.143 -3.524
Vaste activa + voorraad gronden integraal gefinancierd. 313.749.297 TOTAAL 174.595.000 4.457.495
Renteposten Rentetoerekening
Externe rente 4.197.290 a. Externe rentelasten over de korte en lange financiering 4.457.495
Percentage externe rente 2,40% b. Externe rentebaten over de korte en lange financiering -260.206
Rente eigen vermogen n.v.t. Saldo rentelasten en rentebaten 4.197.290
Rentepercentage grondexploitaties faciliterend 1,38% c1. Rentelasten facilitaire grondexploitaties (kostenverhaal) 0
Rente grondexploitaties faciliterend 0 c2. Rentelasten projectfinanciering -217.099
Percentage activa projectgefinancierd diversen c3. Rentebaten van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (= projectfinanciering) 110.206
Rente activa projectgefinancierd -217.099 Aan taakvelden toe te rekenen externe rente 4.090.396
Rente% voorzieningen op contante waarde n.v.t. d1. Rente over eigen vermogen n.v.t.
Rente voorzieningen contante waarde 0 d2. Rente over voorzieningen 0
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente 4.090.396
e. De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) 3.879.140
f. Renteresultaat op taakveld Treasury -211.256
Integraal gefinancierde activa per 1-1-2026 300.702.000
Renteomslagpercentage 1,36%
Renteomslagpercentage afgerond 1,25%
Percentage te weinig verdeelde rente -0,11%
Te weinig verdeelde rente -331.621

De omslagrente voor 2026 is berekend op 1,36% en hebben we naar beneden afgerond en vastgesteld op 1,25%. Bij de verdeling van de externe rente naar de verschillende taakvelden ontstaat een negatief renteresultaat (verschil tussen toegerekende rente en de werkelijk betaalde rente) van afgerond €  211.000. Het rentenadeel blijft binnen de 0,50% afwijking die de notitie rente voorschrijft en staat binnen de programmabegroting opgenomen op het taakveld treasury.

In de begroting hanteren we een rente voor kortlopende leningen (≤ 1 jaar) en een rente voor langlopende leningen (> 1 jaar).  Deze renteontwikkeling laat in 2025 een lichte daling zien van de kapitaalmarktrente voor kortgeld. Zodoende wordt in 2026 voor kortgeld gerekend met 2,05% en voor langgeld met 2,75%.

4.    Risicobeheer

Binnen het treasurybeleid staat het risicobeheer voorop en maakt toekomstige risico’s inzichtelijk en beheersbaar. Hierdoor is het mogelijk deze te vermijden, te verminderen, te beperken of te spreiden. Uitgangspunten hierbij zijn dat de treasuryfunctie slechts wordt uitgevoerd uit hoofde van de publieke taak en nadrukkelijk geen bankachtige activiteiten mag worden ontplooid met het oogpunt om geld te verdienen. Door verplicht schatkistbankieren is het voor gemeenten alleen nog mogelijk om geld bij het Rijk of andere openbare lichamen (bijvoorbeeld andere gemeenten) uit te zetten.

Kasgeldlimiet
De renterisico’s die de gemeente kan lopen zijn begrensd tot de normen van de kasgeldlimiet genoemd in de Wet financiering decentrale overheden. De kasgeldlimiet is het maximum aan gemiddelde netto vlottende schuld dat een gemeente in een kwartaal mag hebben. Bij een netto vlottende schuld gaat het om financieringen met een looptijd korter dan 1 jaar. De kasgeldlimiet is op 8,5% van het begrotingstotaal vastgesteld. Voor Waalwijk is dat in 2026 afgerond € 18,8 miljoen. Bij een overschrijding zal op basis van de financiële positie en liquiditeitenplanning een nieuwe langlopende lening worden aangetrokken.

Renterisiconorm
De renterisco’s op de vaste schuld zijn begrensd tot de normen van de renterisiconorm genoemd in Wet financiering decentrale overheden. Bij het bepalen van de duur van de geldleningen die we aantrekken moeten we rekening houden met deze norm. De renterisiconorm heeft als doel om het renterisico bij de herfinanciering van langlopende geldleningen te beheersen. Het renterisico wordt daarbij bepaald als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Het is van belang dat renteherzieningen en aflossingen in de tijd gespreid zijn. De renterisiconorm is vastgesteld op 20% van het begrotingstotaal. Dat is voor Waalwijk in 2025 afgerond € 44,2 miljoen. Dit is het bedrag dat we in 1 jaar maximaal mogen herfinancieren op langlopende leningen. In 2026 bedragen de aflossingen € 13,9 miljoen. Hiermee blijven we ruim onder de renterisiconorm. Ook meerjarig voldoen we aan de norm.

Schatkistbankieren
Gemeenten zijn verplicht om overtollige liquide middelen uitsluitend bij het Rijk of andere decentrale overheden onder te brengen. Het drempelbedrag wat hiervoor geldt, is 2% van het begrotingstotaal. Op basis van het begrotingstotaal mag de gemeente Waalwijk gemiddeld per dag afgerond 4,4 miljoen aan overtollige middelen aanhouden. Het eventuele meerdere aan overtollige middelen moet verplicht worden overgeboekt naar de Nederlandse schatkist. Hiervoor wordt een vergoeding ontvangen die gelijk is aan de rente die het Rijk betaalt op leningen die ze op de markt aangaat. De verwachting is dat de gemeente Waalwijk beperkte tijdelijke liquiditeitsoverschotten heeft in 2026.

Overige risico’s
Overige risico’s zijn valuta- en liquiditeitsrisico’s. Geldleningen worden verstrekt, aangetrokken of gegarandeerd in Euro’s, zodoende lopen we geen valutarisico. Het liquiditeitsrisico wordt zoveel mogelijk beperkt door een korte termijn liquiditeitenplanning aan te houden met een looptijd van 1 jaar en voor een meerjarige liquiditeitenplanning een looptijd van minimaal 4 jaar.

5.    Wet Houdbare overheidsfinanciën / EMU-saldo

Het doel van de Wet houdbare overheidsfinanciën (wet Hof) is er voor te zorgen dat Nederland voldoet aan de binnen Europa afgesproken norm van maximaal 3% tekort op de begroting. Dit wordt het EMU-saldo (Europese Monetaire Unie) genoemd. De 3%-norm is daarbij door vertaald naar een aandeel voor de decentrale overheden. Het Rijk hanteert een zogenaamde 'macronorm' voor de drie decentrale overheden gezamenlijk. Indien de norm wordt overschreden, dan kan dit leiden tot sancties.

Het EMU-saldo wordt in de Voorjaarsnota 2025 van het Rijk voor 2025 geraamd op - 2,6% van het bbp (bruto binnenlands product). Dit is iets gunstiger dan de raming in de Miljoenennota 2025 waar met - 2,8% gerekend werd. De hogere economische groei leidt door middel van hogere belastinginkomsten tot verbetering van het EMU-saldo. Voor 2026 wordt  EMU-saldo (in % bbp) geraamd op -3,0% wat een verbetering is met 0,70 % ten opzichte van het cijfer uit de Miljoenennota 2025 (-3,7%). Het kabinet heeft volgens haar verklaring de begrotingen in een realistischer kasritme geplaatst. Dit leidt in 2025 en 2026 tot een verbetering van het EMU-saldo, in latere jaren zullen deze middelen alsnog uitgegeven worden en dan het saldo belasten. 

Zolang de norm niet wordt overschreden, worden er geen sancties uitgevoerd. Indien dit wel het geval is, dan kan de Raad van de Europese Unie een EU-lid die zich niet aan de afspraken houdt hierop aanspreken en aangeven dat het zijn inkomsten en uitgaven dient aan te passen. De Raad kan tevens een boete opleggen. Een dergelijke boete kan door de Nederlandse overheid worden doorberekend aan de decentrale overheden. Voor gemeenten betekent dit dat zij dan op de algemene uitkering van het gemeentefonds worden gekort.