Financiering (en treasury)

Financiering (en treasury)

Terug naar navigatie - Financiering (en treasury)

Inleiding / ambitie

De treasuryfunctie ondersteunt de uitvoering van de programma's. Treasury gaat over de financiering van beleid en het aantrekken van het geld dat daarvoor nodig is.

1. Algemene ontwikkelingen / wat willen we bereiken

De publieke sector rentes zijn de afgelopen periode verder opgelopen. Dat bevestigt het beeld dat lange rentes langzaam aan het opkrabbelen zijn van de historische dieptepunten van afgelopen zomer. Aanjager voor hogere rentestanden is nog steeds overwegend meevallend macro-economisch nieuws. Desalniettemin blijft economisch nieuws wijzen op ondermaatse groei van de economie van de Eurozone. De geldmarkt (looptijden tot en met een jaar) is beduidend minder ruim als gevolg van de introductie van het zogenaamde tiering systeem door de ECB. De banken kunnen voortaan nog eens zes maal hun kasreserve-eis stallen bij de ECB op 0 procent. Voor de introductie van de tiering kregen banken alleen 0% voor hun verplichte kasreserve, en betaalden zij de ECB een half procent over het resterende bedrag dat zij op hun rekening hadden staan bij de ECB. Het Centraal Planbureau verwacht dat de Nederlandse economie in 2020 ondermaats groeit met niet meer dan één procent. Dat betekent dat de economie weinig lijkt te profiteren van de stabilisatie van de wereldeconomie die zich begint af te tekenen. 

De Nederlandse overheid en daarmee de decentrale overheden profiteerden gedurende het jaar 2019 eveneens van de lage rente. In heel 2019 waren de tarieven voor 1-maands kasgeld circa -0,45% en voor rekening-courant krediet circa -0,35%. Voor 10-jaars fixe leningen lagen de tarieven steeds onder de ½%. Kort financieren blijft voorlopig dus zeer aantrekkelijk.

2. Financieringsbehoefte en leningenportefeuille / wat gaan we daarvoor doen

We hebben de liquiditeitsplanning regelmatig bijgesteld. Dat hebben we onder andere gedaan aan de hand van het overzicht met de kasstromen van het grondbedrijf zoals dat voortvloeit uit de laatste nota grondexploitatie.

Laatstelijk bij het opstellen van deze paragraaf bij de begroting 2020 (augustus 2019) werd voor 2019 nog uitgegaan van een financieringsbehoefte van € 30 miljoen. Gedurende 2019 zijn er geen langlopende leningen gecontracteerd en de kortlopende schuld per ultimo 2019 bedroeg €9.7 miljoen. De aantrekkende grondverkopen en uitstel van een aantal projecten waren debet aan de uiteindelijke lagere financieringsbehoefte.

Liquiditeitsplanning

In de volgende tabel laten we een doorkijk zien van de liquiditeitsplanning op basis van de gegevens per 1 januari 2020. De behoefte ontstaat na rekening te hebben gehouden met de nog te realiseren volgende projecten: Gebiedsontsluiting Oostelijke Langstraat, het nieuwe schoenenmuseum en de insteekhaven.

Bedragen x € 1.000

Omschrijving

2020

2021

2022

2023

Exploitatierekening

-2.300

 

 

 

Investeringen

32.500

31.700

21.300

4.400

Grondexploitatie

-9.200

-5.000

-4.200

-1.700

Aflossing leningen

16.500

14.800

12.800

10.900

Financieringsbehoefte

37.500

41.500

29.900

13.600

Uit bovenstaande tabel blijkt dat we onze financieringsbehoefte steeds hoger is dan de aflossing van de bestaande leningen. Hierdoor stijgt de totale schuld. De lasten hiervan zijn uiteraard steeds afgedekt binnen de begroting.

 

Schuldpositie

Bedragen x € 1.000

Omschrijving

2019

2020

2021

2022

2023

Totale schuld *

147.500

168.500

195.200

212.300

215.000

* Langlopende leningen en kasgeld

Bij de samenstelling van deze reeks is geen rekening gehouden met een mogelijk drukkend effect van de schuldontwikkeling, als gevolg van de verkoop van vooral bedrijfsterreinen voortvloeiende uit volgende te realiseren fases van die terreinen. Daarmee kan de schuldontwikkeling naar onze inschatting fors naar beneden worden bijgesteld. Concrete getallen kunnen we niet geven.

 

3. Rente / wat gaat het kosten

De BBV-voorschriften schrijven voor dat we inzicht geven in de rentelasten, het renteresultaat, de financieringsbehoefte en de manier waarop we rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden toerekenen. Onderstaand schema voorziet in dit inzicht.

Bedragen  x € 1

Renteschema    
a. De externe rentelasten over de korte en lange financiering   3.500.701
b. De externe rentebaten   -/-  268.892
Totaal door te rekenen externe rente   3.231.809
c. De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend -/-  451.374  
c. de rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend -/-  145.634  
    -/-  597.008
Saldo door te rekenen rente   2.634.801
     
d1 Rente over eigen vermogen   0
d2 Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde)   0
De aan taakvelden (programma's inclusief overzicht Overhead) toe te rekenen rente   2.634.801
     
e. De werkelijk aan taakvelden (programma's inclusief overzicht Overhead) toegerekende rente (renteomslag)   -/-   3.238.821
f. Renteresultaat op het taakveld treasury    604.020

 

Indicatoren

4. Kasgeldlimiet


De kasgeldlimiet is het maximum aan gemiddelde netto vlottende schuld dat een gemeente in een kwartaal mag hebben. Bij netto vlottende schuld gaat het om financieringen met een looptijd korter dan 1 jaar.
De minister heeft de kasgeldlimiet op 8,5% van het begrotingstotaal vastgesteld. Voor Waalwijk was dat in 2019 afgerond € 12.3 miljoen. Waar mogelijk hebben we getracht steeds zoveel mogelijk te profiteren van het renteverschil met lang geld door maximaal gebruik te maken van de kasgeldlimiet.
In 2019 is steeds geopereerd binnen de kasgeldnorm:

Berekening (bedragen x € 1.000)

  Vlottende schuld Vlottende middelen Netto vlottend (+) of Overschot middelen (-)
kwartaal 1 11.583 273 11.311
kwartaal 2 2.856 2.252 604
kwartaal 3 2.998 966 2.032
kwartaal 4 8.936 479 8.457
gemiddeld 6.593 992 5.601
  Variabelen Bedragen
Benutting kasgeldlimiet (KGL)

ruimte onder de KGL

overschrijding van de KGL

6.734
Berekening kasgeldlimiet

Begrotingstotaal

Percentage regeling

145.121

8,5

  Kasgeldlimiet 12.335
Renterisiconorm
De renterisiconorm begrenst de rentegevoeligheid van de vaste schuldpositie van de gemeente. Het renterisico wordt bepaald door de som van het bedrag aan aflossing en het bedrag aan renteherziening op de vaste schuld. De renterisiconorm bedraagt 20% van het begrotingstotaal bij aanvang van het jaar. Dit houdt in dat maximaal 20% van het totaal van de begroting aan rentegevoeligheid onderhevig mag zijn. Voor Waalwijk is de norm € 29 miljoen. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, voldoet Waalwijk ruimschoots aan de norm.

 

Bedragen x € 1.000 2019 2020 2021 2022
Begrotingstotaal 145.121 149.537 149.537 149.537
Het bij ministeriële regeling vastgestelde percentage 20 20 20 20
Renterisiconorm 29.024 29.907 29.907 29.907
         
Toets Renterisiconorm        
Renterisiconorm 29.024 29.907 29.907 29.907
Renterisico op vaste schuld 22.924 17.717 16.667 12.934
Ruimte (+) / Overschrijding (-) 6.100 12.190 13.240 16.973
 

6. Schatkistbankieren
Schatkistbankieren houdt in dat tegoeden van decentrale overheden worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor hoeft het Rijk minder geld te lenen op de financiële markten en zal de staatsschuld dalen.
Op basis van ons begrotingstotaal 2019 mochten we gemiddeld genomen per dag afgerond maximaal € 1.1 miljoen (0,75% van begrotingstotaal) aan overtollige middelen aanhouden. Het eventuele meerdere aan overtollige middelen moeten we afromen en onderbrengen bij de Nederlandse schatkist. Hiervoor krijgen we een vergoeding die gelijk is aan de rente die het Rijk betaalt op leningen die ze op de markt aangaat. Gelet op onze kaspositie in 2019 hebben we geen middelen ondergebracht bij de schatkist.


7. Wet HOF/EMU-saldo
Het doel van de Wet HOF is er voor te zorgen dat Nederland voldoet aan de binnen Europa afgesproken norm van maximaal 3% tekort op de begroting. De 3%-norm is daarbij door vertaald naar een aandeel voor de decentrale overheden. Het Rijk hanteert een zogenaamde 'macronorm' voor de drie decentrale overheden gezamenlijk.
Voor het kabinet is er geen aanleiding om in te zoomen op sectoren (en dus ook niet op individuele overheden) zolang de norm voor de decentrale overheden als geheel niet wordt overschreden. Daarom worden er alleen nog indicatieve referentiewaarden voor individuele overheden bepaald.

8. Geprognosticeerde balans
Op basis van een wijziging van het BBV nemen we voortaan een meerjarig geprognosticeerde balans op in deze paragraaf. Hierbij hebben we rekening gehouden met de ontwikkeling in de investeringen, het inzetten van reserves en voorzieningen en onze financieringsbehoefte.