Inleiding
Terug naar navigatie - InleidingDe beschreven opgaven en ambities in de fysieke leefomgeving zijn fors. In het fysieke domein richten gemeenten zich op een veilige en gezonde leefomgeving voor hun inwoners. Er spelen grote opgaven voor gemeenten. Denk aan de energietransitie, bodemdaling, de woningbouwopgave, klimaatadaptatie, gevolgen van bevolkingskrimp of -stagnatie, innovaties in vervoerssystemen, bereikbaarheid, landbouwvraagstukken en het realiseren van een concurrerende en circulaire economie. We werken integraal aan de opgaven onder de noemer ‘Vitale stad’. En daarmee bedoelen we het hele grondgebied van de gemeente: vitale centra in Waalwijk, Sprang-Capelle en Waspik, levendige en aantrekkelijke woonwijken en een leefbaar buitengebied.
Aan deze opgaven werken we op verschillende schaalniveaus. In de Provincie Noord-Brabant werken Provincie, gemeenten en waterschappen samen aan een ruimtelijke visie (het ‘ruimtelijk voorstel’) voor de fysieke leefomgeving. Dit zijn onder meer het Brabants Programma Landelijk Gebied (BPLG), het provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (pMIEK), de Regionale Energie en Klimaatstrategie en Novex Stedelijk Brabant. Deze bouwstenen vormen de basis voor drie perspectieven voor de fysieke leefomgeving:
1. Natuur en landbouw
2. Ordenende netwerken voor energie en (circulaire) economie
3. Leefbare steden en regio’s
Deze opgaven werken we regionaal uit in de Stedelijke Regio Breda-Tilburg (SRBT). Om de Waalwijkse belangen goed in te brengen, is voortdurende aandacht nodig om voldoende te kunnen participeren; daar zijn we alert op. Om te sturen op de opgave, is een ontwikkelstrategie opgesteld. Doel van deze strategie is te zorgen dat we leven, wonen en werken in een groene, gezonde en inclusieve stedelijke regio en het vergroten van die brede welvaart in een goede verdeling over stad en land. Alleen door de kwaliteit van water, landschap en natuur te benutten en te versterken én de economie toekomstbestendig te maken én het vestigingsklimaat voor wonen en werken te verbeteren én de ruimtelijke kwaliteit te verhogen én samen gericht te investeren in de - voor de regio extra grote - mobiliteitstransitie lukt het om meer brede welvaart goed over het mozaïek van stad én land te verdelen.
In dit Brabants mozaïek hebben middelgrote steden een positie als schakel tussen de grote steden, de kernen en het ‘ommeland’. Middelgrote steden hebben namelijk een bovenlokaal voorzieningenaanbod, voor eigen inwoners en de omliggend gebied. We zien dat voorzieningen zoals een ziekenhuis, goede OV-verbinding, theater, sportaccommodaties en winkels vragen om voldoende massa. Het aantal inwoners in een verzorgingsgebied moet groot genoeg zijn om voorzieningen haalbaar en betaalbaar te maken en te houden. We zien dat voorzieningen door opschaling en centralisatie enerzijds en verdunning van huishoudens anderzijds, om steeds meer massa vragen. Daarom wil Waalwijk een schaalsprong maken, sneller groeien in inwonersaantal en meer jongeren vasthouden of aantrekken.
Ruimte is echter schaars en ambities schuren en conflicteren in hun vraag om ruimte. Aan de ene kant hebben we vanwege de klimaatopgave meer ruimte nodig voor groen en water, aan de andere kant moeten we in verband met woningnood ook huizen bouwen. En dit alles vraagt ook ruimte voor mobiliteit, of het nu gaat om auto’s, fietsers, wandelaars of openbaar vervoer. En de woningen die we (gasloos) bouwen, moeten ook aangesloten worden op het elektriciteitsnetwerk. Al die zaken vragen ruimte. En die strijd om ruimte vindt ook buiten de bebouwde omgeving plaats. Ruimte voor agrariërs en voedselproductie kan strijdig zijn met de wens voor meer natuur of juist nieuwe woonwijken of bedrijventerreinen. Dat vraagt om keuzes maken en op een nieuwe manier kijken naar de opgaven die voor ons liggen. De oplossingen van gisteren zijn geen antwoord op de opgave van vandaag of morgen. Dat moeten we doen met het besef dat de opgaven ook zo groot zijn, dat we niet de tijd hebben om achterover te leunen. Actie is noodzakelijk.
Om lokaal antwoord te geven op deze strijd om (fysieke) ruimte, werk t het college in 2024 en 2025 aan een Omgevingsvisie voor Waalwijk. Hierin komen de opgaven voor de fysieke leefomgeving samen en worden integraal afgewogen. De Omgevingsvisie kijkt breder dan alleen de fysieke ruimte. Het zoekt ook nadrukkelijk de relatie tussen de fysieke leefomgeving en het sociaal domein. Parallel aan de omgevingsvisie werkt het college aan een strategische visie. Dat is strategische paraplu die zorgt voor samenhang en perspectief.
Proces tot een integraal voorstel
De grote opgave en hoge ambities in de fysieke leefomgeving zijn aanleiding geweest om bij het opstellen van collegewerkprogramma (CWP) de stand van zaken onder de loep te nemen. Inhoud staat centraal, maar is niet de enige factor. Daarom hebben we per thema gekeken naar de balans tussen inhoud, financiën en ambtelijke capaciteit. We constateren dat 80% van de ambities uit het collegewerkprogramma op dit moment daadwerkelijk uitgevoerd en gerealiseerd kunnen worden. De driehoek van inhoud, capaciteit en financiën is over het algemeen in balans, zij het dat deze balans enigszins wankel is en dat er per thema aanzienlijke verschillen zijn. Voor ongeveer 20% van de wensen is nog aanvullende inzet nodig om de benodigde financiën en capaciteit te vinden. Daarnaast is de inhoudelijke opgave nog niet altijd scherp geformuleerd of zijn de randvoorwaarden nog niet volledig vervuld. Een positieve uitspraak van de Raad van State met betrekking tot het GOL (Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat) is bijvoorbeeld een cruciale voorwaarde voor verdere ontwikkeling van Haven 8 Oost Afronding.
Het college kiest voor een balans tussen een gezonde financiële positie en investeringen die in onze beleving noodzakelijk zijn om het hoofd te kunnen bieden aan de strategische opgaven voor Waalwijk. We realiseren ons daarbij dat alle voorstellen op zichzelf beschouwd weloverwogen, sympathiek en een bijdrage leveren aan het mooier en beter maken van de gemeente Waalwijk. Maar dat er wel keuzes gemaakt moeten worden. Daarvoor zijn de volgende afwegingscriteria voor prioritering en fasering gehanteerd.
1. Wettelijke verplichting ;
2. Afspraken (convenanten, cofinanciering, collegebesluiten) met partners ;
3. De mate waarin projecten bijdragen aan strategische doelen en prioriteiten op het gebied van ‘duurzame verstedelijking’;
4. Balans inhoud-capaciteit-financiën;
5. (Langjarige) financiële investering;
6. Samenhang op en bijdrage aan andere beleidsthema’s en doelen.